Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. telefoneren:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor telefoneren in het Nederlands

telefoneren:

telefoneren werkwoord (telefoneer, telefoneert, telefoneerde, telefoneerden, getelfoneerd)

  1. telefoneren
    bellen; telefoneren; door de telefoon praten
  2. telefoneren
    – door middel van een apparaat (de telefoon) op afstand met iemand praten 1
    bellen; telefoneren; opbellen
    – door middel van een apparaat (de telefoon) op afstand met iemand praten 1
    • bellen werkwoord (bel, belt, belde, belden, gebeld)
      • ik bel je vanavond1
    • telefoneren werkwoord (telefoneer, telefoneert, telefoneerde, telefoneerden, getelfoneerd)
      • ik heb naar huis getelefoneerd dat ik later kom1
    • opbellen werkwoord (bel op, belt op, belde op, belden op, opgebeld)
      • kan ik hier opbellen?1

Conjugations for telefoneren:

o.t.t.
  1. telefoneer
  2. telefoneert
  3. telefoneert
  4. telefoneren
  5. telefoneren
  6. telefoneren
o.v.t.
  1. telefoneerde
  2. telefoneerde
  3. telefoneerde
  4. telefoneerden
  5. telefoneerden
  6. telefoneerden
v.t.t.
  1. heb getelfoneerd
  2. hebt getelfoneerd
  3. heeft getelfoneerd
  4. hebben getelfoneerd
  5. hebben getelfoneerd
  6. hebben getelfoneerd
v.v.t.
  1. had getelfoneerd
  2. had getelfoneerd
  3. had getelfoneerd
  4. hadden getelfoneerd
  5. hadden getelfoneerd
  6. hadden getelfoneerd
o.t.t.t.
  1. zal telefoneren
  2. zult telefoneren
  3. zal telefoneren
  4. zullen telefoneren
  5. zullen telefoneren
  6. zullen telefoneren
o.v.t.t.
  1. zou telefoneren
  2. zou telefoneren
  3. zou telefoneren
  4. zouden telefoneren
  5. zouden telefoneren
  6. zouden telefoneren
en verder
  1. ben getelfoneerd
  2. bent getelfoneerd
  3. is getelfoneerd
  4. zijn getelfoneerd
  5. zijn getelfoneerd
  6. zijn getelfoneerd
diversen
  1. telefoneer!
  2. telefoneert!
  3. getelfoneerd
  4. telefonerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Alternatieve synoniemen voor "telefoneren":


Verwante definities voor "telefoneren":

  1. door middel van een apparaat (de telefoon) op afstand met iemand praten1
    • ik heb naar huis getelefoneerd dat ik later kom1