Nederlands
Uitgebreide synoniemen voor terugbezorgen in het Nederlands
terugbezorgen:
terugbezorgen werkwoord (bezorg terug, bezorgt terug, bezorgde terug, bezorgden terug, terugbezorgd)
-
terugbezorgen
terugbezorgen-
terugbezorgen werkwoord (bezorg terug, bezorgt terug, bezorgde terug, bezorgden terug, terugbezorgd)
-
Conjugations for terugbezorgen:
o.t.t.
- bezorg terug
- bezorgt terug
- bezorgt terug
- bezorgen terug
- bezorgen terug
- bezorgen terug
o.v.t.
- bezorgde terug
- bezorgde terug
- bezorgde terug
- bezorgden terug
- bezorgden terug
- bezorgden terug
v.t.t.
- heb terugbezorgd
- hebt terugbezorgd
- heeft terugbezorgd
- hebben terugbezorgd
- hebben terugbezorgd
- hebben terugbezorgd
v.v.t.
- had terugbezorgd
- had terugbezorgd
- had terugbezorgd
- hadden terugbezorgd
- hadden terugbezorgd
- hadden terugbezorgd
o.t.t.t.
- zal terugbezorgen
- zult terugbezorgen
- zal terugbezorgen
- zullen terugbezorgen
- zullen terugbezorgen
- zullen terugbezorgen
o.v.t.t.
- zou terugbezorgen
- zou terugbezorgen
- zou terugbezorgen
- zouden terugbezorgen
- zouden terugbezorgen
- zouden terugbezorgen
en verder
- ben terugbezorgd
- bent terugbezorgd
- is terugbezorgd
- zijn terugbezorgd
- zijn terugbezorgd
- zijn terugbezorgd
diversen
- bezorg terug!
- bezorgt terug!
- terugbezorgd
- terugbezorgend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze