Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor tippen in het Nederlands

tippen:

tippen werkwoord (tip, tipt, tipte, tipten, getipt)

  1. tippen
    informeren; op de hoogte brengen; verwittigen; waarschuwen; van iets in kennis stellen; tippen; inlichten
    • informeren werkwoord (informeer, informeert, informeerde, informeerden, geïnformeerd)
    • verwittigen werkwoord (verwittig, verwittigt, verwittigde, verwittigden, verwittigd)
    • waarschuwen werkwoord (waarschuw, waarschuwt, waarschuwde, waarschuwden, gewaarschuwd)
    • van iets in kennis stellen werkwoord (stel van iets in kennis, stelt van iets in kennis, stelde van iets in kennis, stelden van iets in kennis, van iets in kennis gesteld)
    • tippen werkwoord (tip, tipt, tipte, tipten, getipt)
    • inlichten werkwoord (licht in, lichtte in, lichtten in, ingelicht)
  2. tippen
    aanstippen; aantippen; tippen
    • aanstippen werkwoord (stip aan, stipt aan, stipte aan, stipten aan, aangestipt)
    • aantippen werkwoord
    • tippen werkwoord (tip, tipt, tipte, tipten, getipt)

Conjugations for tippen:

o.t.t.
  1. tip
  2. tipt
  3. tipt
  4. tippen
  5. tippen
  6. tippen
o.v.t.
  1. tipte
  2. tipte
  3. tipte
  4. tipten
  5. tipten
  6. tipten
v.t.t.
  1. heb getipt
  2. hebt getipt
  3. heeft getipt
  4. hebben getipt
  5. hebben getipt
  6. hebben getipt
v.v.t.
  1. had getipt
  2. had getipt
  3. had getipt
  4. hadden getipt
  5. hadden getipt
  6. hadden getipt
o.t.t.t.
  1. zal tippen
  2. zult tippen
  3. zal tippen
  4. zullen tippen
  5. zullen tippen
  6. zullen tippen
o.v.t.t.
  1. zou tippen
  2. zou tippen
  3. zou tippen
  4. zouden tippen
  5. zouden tippen
  6. zouden tippen
en verder
  1. ben getipt
  2. bent getipt
  3. is getipt
  4. zijn getipt
  5. zijn getipt
  6. zijn getipt
diversen
  1. tip!
  2. tipt!
  3. getipt
  4. tippend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwante woorden van "tippen":


tip:

tip [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de tip
    de aanwijzing; de tip; de vingerwijzing; vingerwenk; de wenk
    • aanwijzing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • tip [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • vingerwijzing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • vingerwenk [znw.] zelfstandig naamwoord
    • wenk [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. de tip
    de tip
    • tip [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "tip":