Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. troon:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor troon in het Nederlands

troon:

troon [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de troon
    de troon; de zetel; het gestoelte
    • troon [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • zetel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • gestoelte [het ~] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "troon":

  • tronen, troontje, troontjes

Verwante synoniemen voor troon