Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. uitdossen:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor uitdossen in het Nederlands

uitdossen:

uitdossen werkwoord (dos uit, dost uit, doste uit, dosten uit, uitgedost)

  1. uitdossen
    optutten; uitdossen; opdirken; opdoffen
    • optutten werkwoord (tut op, tutte op, tutten op, opgetut)
    • uitdossen werkwoord (dos uit, dost uit, doste uit, dosten uit, uitgedost)
    • opdirken werkwoord (dirk op, dirkt op, dirkte op, dirkten op, opgedirkt)
    • opdoffen werkwoord (dof op, doft op, dofte op, doften op, opgedoft)
  2. uitdossen
    – je feestelijk en opvallend kleden 1
    uitdossen
    – je feestelijk en opvallend kleden 1
    • uitdossen werkwoord (dos uit, dost uit, doste uit, dosten uit, uitgedost)
      • zij heeft zich prachtig uitgedost voor het feest1

Conjugations for uitdossen:

o.t.t.
  1. dos uit
  2. dost uit
  3. dost uit
  4. dossen uit
  5. dossen uit
  6. dossen uit
o.v.t.
  1. doste uit
  2. doste uit
  3. doste uit
  4. dosten uit
  5. dosten uit
  6. dosten uit
v.t.t.
  1. heb uitgedost
  2. hebt uitgedost
  3. heeft uitgedost
  4. hebben uitgedost
  5. hebben uitgedost
  6. hebben uitgedost
v.v.t.
  1. had uitgedost
  2. had uitgedost
  3. had uitgedost
  4. hadden uitgedost
  5. hadden uitgedost
  6. hadden uitgedost
o.t.t.t.
  1. zal uitdossen
  2. zult uitdossen
  3. zal uitdossen
  4. zullen uitdossen
  5. zullen uitdossen
  6. zullen uitdossen
o.v.t.t.
  1. zou uitdossen
  2. zou uitdossen
  3. zou uitdossen
  4. zouden uitdossen
  5. zouden uitdossen
  6. zouden uitdossen
en verder
  1. ben uitgedost
  2. bent uitgedost
  3. is uitgedost
  4. zijn uitgedost
  5. zijn uitgedost
  6. zijn uitgedost
diversen
  1. dos uit!
  2. dost uit!
  3. uitgedost
  4. uitdossend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwante definities voor "uitdossen":

  1. je feestelijk en opvallend kleden1
    • zij heeft zich prachtig uitgedost voor het feest1

Verwante synoniemen voor uitdossen