Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor uitgezocht in het Nederlands

uitgezocht:

uitgezocht bijvoeglijk naamwoord

  1. uitgezocht
    geselecteerd; waaraan voorkeur is gegeven; verkozen; uitgezocht
  2. uitgezocht
    subliem; superbe; uitstekend; puik; voortreffelijk; briljant; excellent; uitmuntend; uitgelezen; uitgezocht; uitnemend
  3. uitgezocht
    geselecteerd; uitgekozen; uitgezocht

Verwante woorden van "uitgezocht":

  • uitgezochte

uitzoeken:

uitzoeken werkwoord (zoek uit, zoekt uit, zocht uit, zochten uit, uitgezocht)

  1. uitzoeken
    uitzoeken; ontwarren; uitpluizen; ontraadselen; uitrafelen; uitvezelen; ontrafelen
    • uitzoeken werkwoord (zoek uit, zoekt uit, zocht uit, zochten uit, uitgezocht)
    • ontwarren werkwoord (ontwar, ontwart, ontwarde, ontwarden, ontward)
    • uitpluizen werkwoord (pluis uit, pluist uit, ploos uit, plozen uit, uitgeplozen)
    • ontraadselen werkwoord (ontraadsel, ontraadselt, ontraadselde, ontraadselden, ontraadseld)
    • uitrafelen werkwoord (rafel uit, rafelt uit, rafelde uit, rafelden uit, uitgerafeld)
    • uitvezelen werkwoord (vezel uit, vezelt uit, vezelde uit, vezelden uit, uitgevezeld)
    • ontrafelen werkwoord (ontrafel, ontrafelt, ontrafelde, ontrafelden, ontrafeld)
  2. uitzoeken
    kiezen; selecteren; uitzoeken; uitkiezen; uitpikken; selectie toepassen; schiften; ziften
    • kiezen werkwoord (kies, kiest, koos, kozen, gekozen)
    • selecteren werkwoord (selecteer, selecteert, selecteerde, selecteerden, geselecteerd)
    • uitzoeken werkwoord (zoek uit, zoekt uit, zocht uit, zochten uit, uitgezocht)
    • uitkiezen werkwoord (kies uit, kiest uit, koos uit, kozen uit, uitgekozen)
    • uitpikken werkwoord (pik uit, pikt uit, pikte uit, pikten uit, uitgepikt)
    • selectie toepassen werkwoord (pas selectie toe, past selectie toe, paste selectie toe, pasten selectie toe, selectie toegepast)
    • schiften werkwoord (schift, schiftte, schiftten, geschift)
    • ziften werkwoord (zift, ziftte, ziftten, gezift)
  3. uitzoeken
    sorteren; rangeren; schiften; uitzoeken; ordenen
    • sorteren werkwoord (sorteer, sorteert, sorteerde, sorteerden, gesorteerd)
    • rangeren werkwoord (rangeer, rangeert, rangeerde, rangeerden, gerangeerd)
    • schiften werkwoord (schift, schiftte, schiftten, geschift)
    • uitzoeken werkwoord (zoek uit, zoekt uit, zocht uit, zochten uit, uitgezocht)
    • ordenen werkwoord (orden, ordent, ordende, ordenden, geordend)
  4. uitzoeken
    – bij elkaar leggen wat bij elkaar hoort 1
    uitzoeken
    – bij elkaar leggen wat bij elkaar hoort 1
    • uitzoeken werkwoord (zoek uit, zoekt uit, zocht uit, zochten uit, uitgezocht)
      • ik moet al deze foto's eens uitzoeken1
  5. uitzoeken
    – een keuze maken uit verschillende mogelijkheden 1
    uitzoeken
    – een keuze maken uit verschillende mogelijkheden 1
    • uitzoeken werkwoord (zoek uit, zoekt uit, zocht uit, zochten uit, uitgezocht)
      • u mag zelf een plaatsje uitzoeken1
  6. uitzoeken
    – proberen het te weten te komen 1
    uitzoeken
    – proberen het te weten te komen 1
    • uitzoeken werkwoord (zoek uit, zoekt uit, zocht uit, zochten uit, uitgezocht)
      • zoek jij eens uit wie hier directeur is1

Conjugations for uitzoeken:

o.t.t.
  1. zoek uit
  2. zoekt uit
  3. zoekt uit
  4. zoeken uit
  5. zoeken uit
  6. zoeken uit
o.v.t.
  1. zocht uit
  2. zocht uit
  3. zocht uit
  4. zochten uit
  5. zochten uit
  6. zochten uit
v.t.t.
  1. heb uitgezocht
  2. hebt uitgezocht
  3. heeft uitgezocht
  4. hebben uitgezocht
  5. hebben uitgezocht
  6. hebben uitgezocht
v.v.t.
  1. had uitgezocht
  2. had uitgezocht
  3. had uitgezocht
  4. hadden uitgezocht
  5. hadden uitgezocht
  6. hadden uitgezocht
o.t.t.t.
  1. zal uitzoeken
  2. zult uitzoeken
  3. zal uitzoeken
  4. zullen uitzoeken
  5. zullen uitzoeken
  6. zullen uitzoeken
o.v.t.t.
  1. zou uitzoeken
  2. zou uitzoeken
  3. zou uitzoeken
  4. zouden uitzoeken
  5. zouden uitzoeken
  6. zouden uitzoeken
en verder
  1. ben uitgezocht
  2. bent uitgezocht
  3. is uitgezocht
  4. zijn uitgezocht
  5. zijn uitgezocht
  6. zijn uitgezocht
diversen
  1. zoek uit!
  2. zoekt uit!
  3. uitgezocht
  4. uitzoekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

uitzoeken [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. uitzoeken
    uitzoeken; selecteren

Alternatieve synoniemen voor "uitzoeken":


Verwante definities voor "uitzoeken":

  1. bij elkaar leggen wat bij elkaar hoort1
    • ik moet al deze foto's eens uitzoeken1
  2. een keuze maken uit verschillende mogelijkheden1
    • u mag zelf een plaatsje uitzoeken1
  3. proberen het te weten te komen1
    • zoek jij eens uit wie hier directeur is1