Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor vaak in het Nederlands

vaak:

vaak bijwoord

  1. vaak
    vaak; veelvuldig; regelmatig; frequent; dikwijls; meermaals; menigmaal
  2. vaak
    – op veel momenten, veel keren 1
    veel; vaak; dikwijls
    – op veel momenten, veel keren 1
    • veel bijwoord
      • zij kijken veel televisie1
    • vaak bijwoord
      • ik ga vaak op vakantie naar het buitenland1
    • dikwijls bijwoord
      • Mehmet gaat dikwijls op reis1

vaak bijvoeglijk naamwoord

  1. vaak
    vaak; regelmatig
  2. vaak
    meestal; doorgaans; veelal; vaak

Alternatieve synoniemen voor "vaak":


Antoniemen van "vaak":


Verwante definities voor "vaak":

  1. op veel momenten, veel keren1
    • ik ga vaak op vakantie naar het buitenland1