Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. vang:
  2. vangen:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor vang in het Nederlands

vang:

vang [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de vang
    de vang
    • vang [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "vang":


vang vorm van vangen:

vangen werkwoord (vang, vangt, ving, vingen, gevangen)

  1. vangen
    grijpen; pakken; vangen; verstrikken; vatten; klauwen
    • grijpen werkwoord (grijp, grijpt, greep, grepen, gegrepen)
    • pakken werkwoord (pak, pakt, pakte, pakten, gepakt)
    • vangen werkwoord (vang, vangt, ving, vingen, gevangen)
    • verstrikken werkwoord (verstrik, verstrikt, verstrikte, verstrikten, verstrikt)
    • vatten werkwoord (vat, vatte, vatten, gevat)
    • klauwen werkwoord (klauw, klauwt, klauwde, klauwden, geklauwd)
  2. vangen
    buitmaken; vangen
    • buitmaken werkwoord (maak buit, maakt buit, maakte buit, maakten buit, buitgemaakt)
    • vangen werkwoord (vang, vangt, ving, vingen, gevangen)
  3. vangen
    – vastpakken met je hand 1
    vangen; grijpen
    – vastpakken met je hand 1
    • vangen werkwoord (vang, vangt, ving, vingen, gevangen)
      • je moest de bal vangen1
    • grijpen werkwoord (grijp, grijpt, greep, grepen, gegrepen)
      • ik greep hem bij zijn arm1

Conjugations for vangen:

o.t.t.
  1. vang
  2. vangt
  3. vangt
  4. vangen
  5. vangen
  6. vangen
o.v.t.
  1. ving
  2. ving
  3. ving
  4. vingen
  5. vingen
  6. vingen
v.t.t.
  1. heb gevangen
  2. hebt gevangen
  3. heeft gevangen
  4. hebben gevangen
  5. hebben gevangen
  6. hebben gevangen
v.v.t.
  1. had gevangen
  2. had gevangen
  3. had gevangen
  4. hadden gevangen
  5. hadden gevangen
  6. hadden gevangen
o.t.t.t.
  1. zal vangen
  2. zult vangen
  3. zal vangen
  4. zullen vangen
  5. zullen vangen
  6. zullen vangen
o.v.t.t.
  1. zou vangen
  2. zou vangen
  3. zou vangen
  4. zouden vangen
  5. zouden vangen
  6. zouden vangen
en verder
  1. ben gevangen
  2. bent gevangen
  3. is gevangen
  4. zijn gevangen
  5. zijn gevangen
  6. zijn gevangen
diversen
  1. vang!
  2. vangt!
  3. gevangen
  4. vangend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwante woorden van "vangen":


Alternatieve synoniemen voor "vangen":


Antoniemen van "vangen":


Verwante definities voor "vangen":

  1. vastpakken met je hand1
    • je moest de bal vangen1