Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor vastberadenheid in het Nederlands

vastberadenheid:

vastberadenheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de vastberadenheid
    de vastberadenheid; de standvastigheid; de beslistheid
  2. de vastberadenheid
    de vastberadenheid; de pertinentie; de stelligheid; de beslistheid
  3. de vastberadenheid
    de vastberadenheid
  4. de vastberadenheid
    het zelfvertrouwen; de zelfverzekerdheid; de vastberadenheid; de zekerheid; de stelligheid

Verwante woorden van "vastberadenheid":


vastberadenheid vorm van vastberaden:

vastberaden bijvoeglijk naamwoord

  1. vastberaden
    beslist; vastberaden; gedecideerd; besluitvaardig; kordaat; resoluut
  2. vastberaden
    – vast van plan om zijn doel te bereiken 1
    vastberaden
    – vast van plan om zijn doel te bereiken 1
    • vastberaden bijvoeglijk naamwoord
      • vastberaden stapte hij op haar af1

Verwante woorden van "vastberaden":


Verwante definities voor "vastberaden":

  1. vast van plan om zijn doel te bereiken1
    • vastberaden stapte hij op haar af1