Nederlands
Uitgebreide synoniemen voor verplicht in het Nederlands
verplicht:
-
verplicht
verplicht; obligaat; obligatoir; vereist-
verplicht bijvoeglijk naamwoord
-
obligaat bijvoeglijk naamwoord
-
obligatoir bijvoeglijk naamwoord
-
vereist bijvoeglijk naamwoord
-
-
verplicht
verplicht; gedwongen; onvrijwillig; geforceerd-
verplicht bijvoeglijk naamwoord
-
gedwongen bijvoeglijk naamwoord
-
onvrijwillig bijvoeglijk naamwoord
-
geforceerd bijvoeglijk naamwoord
-
-
verplicht
Verwante woorden van "verplicht":
verplichten:
-
verplichten
-
verplichten
– hem iets opleggen 1
Conjugations for verplichten:
o.t.t.
- verplicht
- verplicht
- verplicht
- verplichten
- verplichten
- verplichten
o.v.t.
- verplichtte
- verplichtte
- verplichtte
- verplichtten
- verplichtten
- verplichtten
v.t.t.
- heb verplicht
- hebt verplicht
- heeft verplicht
- hebben verplicht
- hebben verplicht
- hebben verplicht
v.v.t.
- had verplicht
- had verplicht
- had verplicht
- hadden verplicht
- hadden verplicht
- hadden verplicht
o.t.t.t.
- zal verplichten
- zult verplichten
- zal verplichten
- zullen verplichten
- zullen verplichten
- zullen verplichten
o.v.t.t.
- zou verplichten
- zou verplichten
- zou verplichten
- zouden verplichten
- zouden verplichten
- zouden verplichten
diversen
- verplicht!
- verplicht!
- verplicht
- verplichtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze