Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor verward in het Nederlands

verward:

verward bijvoeglijk naamwoord

  1. verward
    verward; in de war; ondersteboven; geestelijk verward
  2. verward
    verward; ondersteboven; onthutst; in de war; geestelijk verward

verward bijvoeglijk naamwoord

  1. verward
    vaag; verward
    • vaag bijvoeglijk naamwoord
    • verward bijvoeglijk naamwoord

Verwante woorden van "verward":


verwarren:

verwarren werkwoord (verwar, verwart, verwarde, verwarden, verward)

  1. verwarren
    verwarren; haspelen; tot een warboel maken
  2. verwarren
    van zijn stuk brengen; verwarren; ontredderen; in de war brengen
    • van zijn stuk brengen werkwoord (breng van zijn stuk, brengt van zijn stuk, bracht van zijn stuk, brachten van zijn stuk, van zijn stuk gebracht)
    • verwarren werkwoord (verwar, verwart, verwarde, verwarden, verward)
    • ontredderen werkwoord (ontredder, ontreddert, ontredderde, ontredderden, ontredderd)
    • in de war brengen werkwoord (breng in de war, brengt in de war, bracht in de war, brachten in de war, in de war gebracht)
  3. verwarren
    – het door elkaar doen zodat het rommelig wordt 1
    verwarren
    – het door elkaar doen zodat het rommelig wordt 1
    • verwarren werkwoord (verwar, verwart, verwarde, verwarden, verward)
      • wie heeft al dat touw zo verward?1
  4. verwarren
    – per ongeluk verwisselen in je gedachten 1
    verwarren
    – per ongeluk verwisselen in je gedachten 1
    • verwarren werkwoord (verwar, verwart, verwarde, verwarden, verward)
      • die tweelingen worden vaak met elkaar verward1

Conjugations for verwarren:

o.t.t.
  1. verwar
  2. verwart
  3. verwart
  4. verwarren
  5. verwarren
  6. verwarren
o.v.t.
  1. verwarde
  2. verwarde
  3. verwarde
  4. verwarden
  5. verwarden
  6. verwarden
v.t.t.
  1. heb verward
  2. hebt verward
  3. heeft verward
  4. hebben verward
  5. hebben verward
  6. hebben verward
v.v.t.
  1. had verward
  2. had verward
  3. had verward
  4. hadden verward
  5. hadden verward
  6. hadden verward
o.t.t.t.
  1. zal verwarren
  2. zult verwarren
  3. zal verwarren
  4. zullen verwarren
  5. zullen verwarren
  6. zullen verwarren
o.v.t.t.
  1. zou verwarren
  2. zou verwarren
  3. zou verwarren
  4. zouden verwarren
  5. zouden verwarren
  6. zouden verwarren
diversen
  1. verwar!
  2. verwart!
  3. verward
  4. verwarrend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwante definities voor "verwarren":

  1. het door elkaar doen zodat het rommelig wordt1
    • wie heeft al dat touw zo verward?1
  2. per ongeluk verwisselen in je gedachten1
    • die tweelingen worden vaak met elkaar verward1

Verwante synoniemen voor verward