Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. vlaggen:
  2. vlag:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor vlaggen in het Nederlands

vlaggen:

vlaggen werkwoord (vlag, vlagt, vlagde, vlagden, gevlagd)

  1. vlaggen
    vlaggen; vendelzwaaien
    • vlaggen werkwoord (vlag, vlagt, vlagde, vlagden, gevlagd)
    • vendelzwaaien werkwoord (zwaai vendel, zwaait vendel, zwaaide vendel, zwaaiden vendel, vendel gezwaaid)

Conjugations for vlaggen:

o.t.t.
  1. vlag
  2. vlagt
  3. vlagt
  4. vlaggen
  5. vlaggen
  6. vlaggen
o.v.t.
  1. vlagde
  2. vlagde
  3. vlagde
  4. vlagden
  5. vlagden
  6. vlagden
v.t.t.
  1. heb gevlagd
  2. hebt gevlagd
  3. heeft gevlagd
  4. hebben gevlagd
  5. hebben gevlagd
  6. hebben gevlagd
v.v.t.
  1. had gevlagd
  2. had gevlagd
  3. had gevlagd
  4. hadden gevlagd
  5. hadden gevlagd
  6. hadden gevlagd
o.t.t.t.
  1. zal vlaggen
  2. zult vlaggen
  3. zal vlaggen
  4. zullen vlaggen
  5. zullen vlaggen
  6. zullen vlaggen
o.v.t.t.
  1. zou vlaggen
  2. zou vlaggen
  3. zou vlaggen
  4. zouden vlaggen
  5. zouden vlaggen
  6. zouden vlaggen
diversen
  1. vlag!
  2. vlagt!
  3. gevlagd
  4. vlaggend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwante woorden van "vlaggen":


vlaggen vorm van vlag:

vlag [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de vlag
    de vlag; de banier; de standaard; het vendel; het vaandel; de vaan
    • vlag [de ~] zelfstandig naamwoord
    • banier [de ~] zelfstandig naamwoord
    • standaard [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • vendel [het ~] zelfstandig naamwoord
    • vaandel [het ~] zelfstandig naamwoord
    • vaan [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. de vlag
    de vlag
    • vlag [de ~] zelfstandig naamwoord
  3. de vlag
    de vlag; de markering
    • vlag [de ~] zelfstandig naamwoord
    • markering [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "vlag":