Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor vlotten in het Nederlands

vlotten:

vlotten werkwoord (vlot, vlotte, vlotten, gevlot)

  1. vlotten
    vlotten; gemakkelijk gaan
  2. vlotten
    vlotten
    • vlotten werkwoord (vlot, vlotte, vlotten, gevlot)

Conjugations for vlotten:

o.t.t.
  1. vlot
  2. vlot
  3. vlot
  4. vlotten
  5. vlotten
  6. vlotten
o.v.t.
  1. vlotte
  2. vlotte
  3. vlotte
  4. vlotten
  5. vlotten
  6. vlotten
v.t.t.
  1. heb gevlot
  2. hebt gevlot
  3. heeft gevlot
  4. hebben gevlot
  5. hebben gevlot
  6. hebben gevlot
v.v.t.
  1. had gevlot
  2. had gevlot
  3. had gevlot
  4. hadden gevlot
  5. hadden gevlot
  6. hadden gevlot
o.t.t.t.
  1. zal vlotten
  2. zult vlotten
  3. zal vlotten
  4. zullen vlotten
  5. zullen vlotten
  6. zullen vlotten
o.v.t.t.
  1. zou vlotten
  2. zou vlotten
  3. zou vlotten
  4. zouden vlotten
  5. zouden vlotten
  6. zouden vlotten
diversen
  1. vlot!
  2. vlot!
  3. gevlot
  4. vlottend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwante woorden van "vlotten":


vlotten vorm van vlot:

vlot bijvoeglijk naamwoord

  1. vlot
    snel; vlot; vlug; rap
    • snel bijvoeglijk naamwoord
    • vlot bijvoeglijk naamwoord
    • vlug bijvoeglijk naamwoord
    • rap bijvoeglijk naamwoord
  2. vlot
    vloeiend; vlot; vliedend; stromend
  3. vlot
    met gemak; vlot; grif; grifweg
  4. vlot
    flitsend; vlot
  5. vlot
    trendy; modieus; hip; flitsend; snel; vlot
    • trendy bijvoeglijk naamwoord
    • modieus bijvoeglijk naamwoord
    • hip bijvoeglijk naamwoord
    • flitsend bijvoeglijk naamwoord
    • snel bijvoeglijk naamwoord
    • vlot bijvoeglijk naamwoord
  6. vlot
    trendy; snel; hip; flitsend; vlot
    • trendy bijvoeglijk naamwoord
    • snel bijvoeglijk naamwoord
    • hip bijvoeglijk naamwoord
    • flitsend bijvoeglijk naamwoord
    • vlot bijvoeglijk naamwoord

vlot [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het vlot
    het vlot; het houtvlot
    • vlot [het ~] zelfstandig naamwoord
    • houtvlot [het ~] zelfstandig naamwoord

vlot [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het vlot
    – geheel van aan elkaar gebonden planken of stammen 1
    het vlot
    – geheel van aan elkaar gebonden planken of stammen 1
    • vlot [het ~] zelfstandig naamwoord
      • met een vlot ging hij de rivier af1
  2. het vlot
    – gemakkelijk in de omgang 1
    het vlot
    – gemakkelijk in de omgang 1
    • vlot [het ~] zelfstandig naamwoord
      • mijn nicht is een vlotte meid1
  3. het vlot
    – leuk en modern 1
    het vlot
    – leuk en modern 1
    • vlot [het ~] zelfstandig naamwoord
      • wat een vlot jasje draag je!1
  4. het vlot
    – wat snel of gemakkelijk verloopt 1
    het vlot
    – wat snel of gemakkelijk verloopt 1
    • vlot [het ~] zelfstandig naamwoord
      • ik werd vlot geholpen in die winkel1

Verwante woorden van "vlot":


Antoniemen van "vlot":


Verwante definities voor "vlot":

  1. geheel van aan elkaar gebonden planken of stammen1
    • met een vlot ging hij de rivier af1
  2. gemakkelijk in de omgang1
    • mijn nicht is een vlotte meid1
  3. leuk en modern1
    • wat een vlot jasje draag je!1
  4. wat snel of gemakkelijk verloopt1
    • ik werd vlot geholpen in die winkel1