Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor volgend in het Nederlands

volgend:

volgend bijvoeglijk naamwoord

  1. volgend
    volgend
  2. volgend
    – wat erna komt 1
    volgend
    – wat erna komt 1
    • volgend bijvoeglijk naamwoord
      • dinsdag was ik ziek maar de volgende dag was ik weer beter1

Antoniemen van "volgend":


Verwante definities voor "volgend":

  1. wat erna komt1
    • dinsdag was ik ziek maar de volgende dag was ik weer beter1

volgen:

volgen werkwoord (volg, volgt, volgde, volgden, gevolgd)

  1. volgen
    volgen; achternagaan; nalopen; achternalopen
    • volgen werkwoord (volg, volgt, volgde, volgden, gevolgd)
    • achternagaan werkwoord (ga achterna, gaat achterna, ging achterna, gingen achterna, achternagegaan)
    • nalopen werkwoord (loop na, loopt na, liep na, liepen na, nagelopen)
    • achternalopen werkwoord (loop achterna, loopt achterna, liep achterna, liepen achterna, achternagelopen)
  2. volgen
    begeleiden; chaperonneren; vergezellen; volgen; meegaan; geleiden; escorteren; meelopen
    • begeleiden werkwoord (begeleid, begeleidt, begeleidde, begeleidden, begeleid)
    • chaperonneren werkwoord (chaperonneer, chaperonneert, chaperonneerde, chaperonneerden, gechaperonneerd)
    • vergezellen werkwoord (vergezel, vergezelt, vergezelde, vergezelden, vergezeld)
    • volgen werkwoord (volg, volgt, volgde, volgden, gevolgd)
    • meegaan werkwoord (ga mee, gaat mee, ging mee, gingen mee, meegegaan)
    • geleiden werkwoord (geleid, geleidt, geleidde, geleidden, geleid)
    • escorteren werkwoord (escorteer, escorteert, escorteerde, escorteerden, geëscorteerd)
    • meelopen werkwoord (loop mee, loopt mee, liep mee, liepen mee, meegelopen)
  3. volgen
    opvolgen; volgen; navolgen
    • opvolgen werkwoord (volg op, volgt op, volgde op, volgden op, opgevolgd)
    • volgen werkwoord (volg, volgt, volgde, volgden, gevolgd)
    • navolgen werkwoord (volg na, volgt na, volgde na, volgden na, nagevolgd)
  4. volgen
    achtervolgen; achternazitten; volgen; nazitten
    • achtervolgen werkwoord (achtervolg, achtervolgt, achtervolgde, achtervolgden, achtervolgd)
    • achternazitten werkwoord (zit achterna, zat achterna, zaten achterna, achternagezeten)
    • volgen werkwoord (volg, volgt, volgde, volgden, gevolgd)
    • nazitten werkwoord (zit na, zat na, zaten na, nagezeten)
  5. volgen
    volgen
    • volgen werkwoord (volg, volgt, volgde, volgden, gevolgd)
  6. volgen
    – achter iemand of iets aan gaan 1
    volgen
    – achter iemand of iets aan gaan 1
    • volgen werkwoord (volg, volgt, volgde, volgden, gevolgd)
      • de hond volgt mij voortdurend1
  7. volgen
    – er aandacht aan geven en het begrijpen 1
    volgen
    – er aandacht aan geven en het begrijpen 1
    • volgen werkwoord (volg, volgt, volgde, volgden, gevolgd)
      • ik kon het gesprek goed volgen1
  8. volgen
    – er geregeld aan deelnemen 1
    volgen
    – er geregeld aan deelnemen 1
    • volgen werkwoord (volg, volgt, volgde, volgden, gevolgd)
      • hij volgt een opleiding1
  9. volgen
    – er logisch uit voortvloeien 1
    volgen
    – er logisch uit voortvloeien 1
    • volgen werkwoord (volg, volgt, volgde, volgden, gevolgd)
      • uit zijn verklaring volgt dat hij het niet gedaan kan hebben1
  10. volgen
    – erna komen 1
    volgen
    – erna komen 1
    • volgen werkwoord (volg, volgt, volgde, volgden, gevolgd)
      • op de dag volgt de nacht1

Conjugations for volgen:

o.t.t.
  1. volg
  2. volgt
  3. volgt
  4. volgen
  5. volgen
  6. volgen
o.v.t.
  1. volgde
  2. volgde
  3. volgde
  4. volgden
  5. volgden
  6. volgden
v.t.t.
  1. heb gevolgd
  2. hebt gevolgd
  3. heeft gevolgd
  4. hebben gevolgd
  5. hebben gevolgd
  6. hebben gevolgd
v.v.t.
  1. had gevolgd
  2. had gevolgd
  3. had gevolgd
  4. hadden gevolgd
  5. hadden gevolgd
  6. hadden gevolgd
o.t.t.t.
  1. zal volgen
  2. zult volgen
  3. zal volgen
  4. zullen volgen
  5. zullen volgen
  6. zullen volgen
o.v.t.t.
  1. zou volgen
  2. zou volgen
  3. zou volgen
  4. zouden volgen
  5. zouden volgen
  6. zouden volgen
en verder
  1. ben gevolgd
  2. bent gevolgd
  3. is gevolgd
  4. zijn gevolgd
  5. zijn gevolgd
  6. zijn gevolgd
diversen
  1. volg!
  2. volgt!
  3. gevolgd
  4. volgend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

volgen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. volgen
    volgen; achtervolgen

Verwante woorden van "volgen":


Antoniemen van "volgen":


Verwante definities voor "volgen":

  1. achter iemand of iets aan gaan1
    • de hond volgt mij voortdurend1
  2. er aandacht aan geven en het begrijpen1
    • ik kon het gesprek goed volgen1
  3. er geregeld aan deelnemen1
    • hij volgt een opleiding1
  4. er logisch uit voortvloeien1
    • uit zijn verklaring volgt dat hij het niet gedaan kan hebben1
  5. erna komen1
    • op de dag volgt de nacht1