Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor wees in het Nederlands

wees:

wees [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de wees
    de wees; het weeskind
    • wees [de ~] zelfstandig naamwoord
    • weeskind [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. de wees
    de wees
    • wees [de ~] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "wees":


wijzen:

wijzen werkwoord (wijs, wijst, wees, wezen, gewezen)

  1. wijzen
    attenderen; wijzen
    • attenderen werkwoord (attendeer, attendeert, attendeerde, attendeerden, geattendeerd)
    • wijzen werkwoord (wijs, wijst, wees, wezen, gewezen)
  2. wijzen
    aanduiden; indiceren; aangeven; wijzen; iets aanwijzen
    • aanduiden werkwoord (duid aan, duidt aan, duidde aan, duidden aan, aangeduid)
    • indiceren werkwoord (indiceer, indiceert, indiceerde, indiceerden, geïndiceerd)
    • aangeven werkwoord (geef aan, geeft aan, gaf aan, gaven aan, aangegeven)
    • wijzen werkwoord (wijs, wijst, wees, wezen, gewezen)
    • iets aanwijzen werkwoord
  3. wijzen
    – aanwijzingen vormen dat het zo is 1
    wijzen
    – aanwijzingen vormen dat het zo is 1
    • wijzen werkwoord (wijs, wijst, wees, wezen, gewezen)
      • alles wijst erop dat hij gelijk heeft1
  4. wijzen
    – hem duidelijk maken waar het is of hoe het moet 1
    wijzen
    – hem duidelijk maken waar het is of hoe het moet 1
    • wijzen werkwoord (wijs, wijst, wees, wezen, gewezen)
      • hij wijst hem de weg naar zee1
  5. wijzen
    – je hand of arm in die richting houden 1
    wijzen
    – je hand of arm in die richting houden 1
    • wijzen werkwoord (wijs, wijst, wees, wezen, gewezen)
      • hij wijst naar de boot in de verte1
  6. wijzen
    – zijn aandacht erop vestigen 1
    wijzen
    – zijn aandacht erop vestigen 1
    • wijzen werkwoord (wijs, wijst, wees, wezen, gewezen)
      • ik wijs erop dat u de aanvraag volgende week in moet leveren1

Conjugations for wijzen:

o.t.t.
  1. wijs
  2. wijst
  3. wijst
  4. wijzen
  5. wijzen
  6. wijzen
o.v.t.
  1. wees
  2. wees
  3. wees
  4. wezen
  5. wezen
  6. wezen
v.t.t.
  1. heb gewezen
  2. hebt gewezen
  3. heeft gewezen
  4. hebben gewezen
  5. hebben gewezen
  6. hebben gewezen
v.v.t.
  1. had gewezen
  2. had gewezen
  3. had gewezen
  4. hadden gewezen
  5. hadden gewezen
  6. hadden gewezen
o.t.t.t.
  1. zal wijzen
  2. zult wijzen
  3. zal wijzen
  4. zullen wijzen
  5. zullen wijzen
  6. zullen wijzen
o.v.t.t.
  1. zou wijzen
  2. zou wijzen
  3. zou wijzen
  4. zouden wijzen
  5. zouden wijzen
  6. zouden wijzen
diversen
  1. wijs!
  2. wijst!
  3. gewezen
  4. wijzend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwante woorden van "wijzen":


Verwante definities voor "wijzen":

  1. aanwijzingen vormen dat het zo is1
    • alles wijst erop dat hij gelijk heeft1
  2. hem duidelijk maken waar het is of hoe het moet1
    • hij wijst hem de weg naar zee1
  3. je hand of arm in die richting houden1
    • hij wijst naar de boot in de verte1
  4. zijn aandacht erop vestigen1
    • ik wijs erop dat u de aanvraag volgende week in moet leveren1

wees vorm van wee:

wee [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de wee
    de wee; de perswee
    • wee [de ~] zelfstandig naamwoord
    • perswee [de ~] zelfstandig naamwoord

wee bijvoeglijk naamwoord

  1. wee
    zwak; ziekelijk; wee; slap; bleekjes; pips; slapjes
  2. wee
    helaas; och; wee
    • helaas bijwoord
    • och bijvoeglijk naamwoord
    • wee bijvoeglijk naamwoord

Verwante woorden van "wee":

  • weeheid, ween, wees, weetje, weetjes

Verwante synoniemen voor wees