Overzicht


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor werpen in het Nederlands

werpen:

werpen werkwoord (werp, werpt, wierp, wierpen, geworpen)

  1. werpen
    jongen; werpen; ter wereld brengen
    • jongen werkwoord (jong, jongt, jongde, jongden, gejongd)
    • werpen werkwoord (werp, werpt, wierp, wierpen, geworpen)
    • ter wereld brengen werkwoord (breng ter wereld, brengt ter wereld, bracht ter wereld, brachten ter wereld, ter wereld gebracht)
  2. werpen
    – met een zwaai uit je hand loslaten zodat het ergens anders terechtkomt 1
    gooien; werpen
    – met een zwaai uit je hand loslaten zodat het ergens anders terechtkomt 1
    • gooien werkwoord (gooi, gooit, gooide, gooiden, gegooid)
      • hij gooide de bal in het net1
    • werpen werkwoord (werp, werpt, wierp, wierpen, geworpen)
      • hij werpt zijn jas altijd over een stoel1
  3. werpen
    – jongen ter wereld brengen 1
    werpen
    – jongen ter wereld brengen 1
    • werpen werkwoord (werp, werpt, wierp, wierpen, geworpen)
      • onze hond heeft drie jongen geworpen1

Conjugations for werpen:

o.t.t.
  1. werp
  2. werpt
  3. werpt
  4. werpen
  5. werpen
  6. werpen
o.v.t.
  1. wierp
  2. wierp
  3. wierp
  4. wierpen
  5. wierpen
  6. wierpen
v.t.t.
  1. heb geworpen
  2. hebt geworpen
  3. heeft geworpen
  4. hebben geworpen
  5. hebben geworpen
  6. hebben geworpen
v.v.t.
  1. had geworpen
  2. had geworpen
  3. had geworpen
  4. hadden geworpen
  5. hadden geworpen
  6. hadden geworpen
o.t.t.t.
  1. zal werpen
  2. zult werpen
  3. zal werpen
  4. zullen werpen
  5. zullen werpen
  6. zullen werpen
o.v.t.t.
  1. zou werpen
  2. zou werpen
  3. zou werpen
  4. zouden werpen
  5. zouden werpen
  6. zouden werpen
diversen
  1. werp!
  2. werpt!
  3. geworpen
  4. werpend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

werpen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. werpen
    werpen; jongen krijgen

Alternatieve synoniemen voor "werpen":


Antoniemen van "werpen":


Verwante definities voor "werpen":

  1. met een zwaai uit je hand loslaten zodat het ergens anders terechtkomt1
    • hij werpt zijn jas altijd over een stoel1
  2. jongen ter wereld brengen1
    • onze hond heeft drie jongen geworpen1

Verwante synoniemen voor werpen