Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor wit in het Nederlands

wit:

wit bijvoeglijk naamwoord

  1. wit
    wit; wit van huidskleur; blank
  2. wit
    wit; bleek van gelaatskleur; bleek
  3. wit
    doodsbleek; spierwit; wit; sneeuwwit; lijkbleek; lijkwit

wit [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het wit
    – met weinig kleur 1
    het wit
    – met weinig kleur 1
    • wit [het ~] zelfstandig naamwoord
      • zij zag weer erg wit1
  2. het wit
    – licht en zonder kleur 1
    het wit
    – licht en zonder kleur 1
    • wit [het ~] zelfstandig naamwoord
      • de bruid droeg een witte jurk1
  3. het wit
    – niet onwettig of verboden 1
    het wit
    – niet onwettig of verboden 1
    • wit [het ~] zelfstandig naamwoord
      • hij werkt daar wit, dus hij betaalt premies1

Verwante woorden van "wit":


Alternatieve synoniemen voor "wit":


Antoniemen van "wit":


Verwante definities voor "wit":

  1. met weinig kleur1
    • zij zag weer erg wit1
  2. licht en zonder kleur1
    • de bruid droeg een witte jurk1
  3. niet onwettig of verboden1
    • hij werkt daar wit, dus hij betaalt premies1

wit vorm van witten:

witten werkwoord (wit, witte, witten, gewit)

  1. witten
    witten; sausen; kalken
    • witten werkwoord (wit, witte, witten, gewit)
    • sausen werkwoord (saus, saust, sauste, sausten, gesaust)
    • kalken werkwoord (kalk, kalkt, kalkte, kalkten, gekalkt)

Conjugations for witten:

o.t.t.
  1. wit
  2. wit
  3. wit
  4. witten
  5. witten
  6. witten
o.v.t.
  1. witte
  2. witte
  3. witte
  4. witten
  5. witten
  6. witten
v.t.t.
  1. heb gewit
  2. hebt gewit
  3. heeft gewit
  4. hebben gewit
  5. hebben gewit
  6. hebben gewit
v.v.t.
  1. had gewit
  2. had gewit
  3. had gewit
  4. hadden gewit
  5. hadden gewit
  6. hadden gewit
o.t.t.t.
  1. zal witten
  2. zult witten
  3. zal witten
  4. zullen witten
  5. zullen witten
  6. zullen witten
o.v.t.t.
  1. zou witten
  2. zou witten
  3. zou witten
  4. zouden witten
  5. zouden witten
  6. zouden witten
diversen
  1. wit!
  2. wit!
  3. gewit
  4. wittend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwante synoniemen voor wit