Nederlands
Uitgebreide synoniemen voor wit in het Nederlands
wit:
-
wit
wit; wit van huidskleur; blank-
wit bijvoeglijk naamwoord
-
wit van huidskleur bijvoeglijk naamwoord
-
blank bijvoeglijk naamwoord
-
-
wit
wit; bleek van gelaatskleur; bleek-
wit bijvoeglijk naamwoord
-
bleek van gelaatskleur bijvoeglijk naamwoord
-
bleek bijvoeglijk naamwoord
-
-
wit
-
het wit
– met weinig kleur 1 -
het wit
– licht en zonder kleur 1 -
het wit
– niet onwettig of verboden 1
Verwante woorden van "wit":
Alternatieve synoniemen voor "wit":
Antoniemen van "wit":
Verwante definities voor "wit":
wit vorm van witten:
-
witten
Conjugations for witten:
o.t.t.
- wit
- wit
- wit
- witten
- witten
- witten
o.v.t.
- witte
- witte
- witte
- witten
- witten
- witten
v.t.t.
- heb gewit
- hebt gewit
- heeft gewit
- hebben gewit
- hebben gewit
- hebben gewit
v.v.t.
- had gewit
- had gewit
- had gewit
- hadden gewit
- hadden gewit
- hadden gewit
o.t.t.t.
- zal witten
- zult witten
- zal witten
- zullen witten
- zullen witten
- zullen witten
o.v.t.t.
- zou witten
- zou witten
- zou witten
- zouden witten
- zouden witten
- zouden witten
diversen
- wit!
- wit!
- gewit
- wittend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze