Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. doorslaan:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor doorslaand in het Nederlands

doorslaan:

doorslaan werkwoord (sla door, slaat door, sloeg door, sloegen door, doorgeslagen)

  1. doorslaan
    verraden; verklappen; doorslaan
    • verraden werkwoord (verraad, verraadt, verried, verrieden, verraden)
    • verklappen werkwoord (verklap, verklapt, verklapte, verklapten, verklapt)
    • doorslaan werkwoord (sla door, slaat door, sloeg door, sloegen door, doorgeslagen)
  2. doorslaan
    doorslaan; doormeppen
    • doorslaan werkwoord (sla door, slaat door, sloeg door, sloegen door, doorgeslagen)
    • doormeppen werkwoord
  3. doorslaan
    – de stroom onderbreken 1
    doorslaan
    – de stroom onderbreken 1
    • doorslaan werkwoord (sla door, slaat door, sloeg door, sloegen door, doorgeslagen)
      • de stoppen zijn doorgeslagen1
  4. doorslaan
    – niet ophouden te zeggen wat in je opkomt 1
    doorslaan
    – niet ophouden te zeggen wat in je opkomt 1
    • doorslaan werkwoord (sla door, slaat door, sloeg door, sloegen door, doorgeslagen)
      • als zij eenmaal praat, slaat ze door1
  5. doorslaan
    – overhellen naar het zwaarste punt 1
    doorslaan
    – overhellen naar het zwaarste punt 1
    • doorslaan werkwoord (sla door, slaat door, sloeg door, sloegen door, doorgeslagen)
      • de weegschaal slaat door1
  6. doorslaan
    – vocht doorlaten 1
    doorslaan
    – vocht doorlaten 1
    • doorslaan werkwoord (sla door, slaat door, sloeg door, sloegen door, doorgeslagen)
      • de muren zijn helemaal doorgeslagen1

Conjugations for doorslaan:

o.t.t.
  1. sla door
  2. slaat door
  3. slaat door
  4. slaan door
  5. slaan door
  6. slaan door
o.v.t.
  1. sloeg door
  2. sloeg door
  3. sloeg door
  4. sloegen door
  5. sloegen door
  6. sloegen door
v.t.t.
  1. heb doorgeslagen
  2. hebt doorgeslagen
  3. heeft doorgeslagen
  4. hebben doorgeslagen
  5. hebben doorgeslagen
  6. hebben doorgeslagen
v.v.t.
  1. had doorgeslagen
  2. had doorgeslagen
  3. had doorgeslagen
  4. hadden doorgeslagen
  5. hadden doorgeslagen
  6. hadden doorgeslagen
o.t.t.t.
  1. zal doorslaan
  2. zult doorslaan
  3. zal doorslaan
  4. zullen doorslaan
  5. zullen doorslaan
  6. zullen doorslaan
o.v.t.t.
  1. zou doorslaan
  2. zou doorslaan
  3. zou doorslaan
  4. zouden doorslaan
  5. zouden doorslaan
  6. zouden doorslaan
diversen
  1. sla door!
  2. slat door!
  3. doorgeslagen
  4. doorslaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwante definities voor "doorslaan":

  1. de stroom onderbreken1
    • de stoppen zijn doorgeslagen1
  2. niet ophouden te zeggen wat in je opkomt1
    • als zij eenmaal praat, slaat ze door1
  3. overhellen naar het zwaarste punt1
    • de weegschaal slaat door1
  4. vocht doorlaten1
    • de muren zijn helemaal doorgeslagen1