Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor kans in het Nederlands

kans:

kans [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de kans
    de mogelijkheid; de kans; de gelegenheid
  2. de kans
    gewaagde onderneming; risicovolle onderneming; de risico; de gok; de waagstuk; de kans
  3. de kans
    het vooruitzicht; de toekomst; de perspectief; de kans
  4. de kans
    de kans; verkoopkans
  5. de kans
    – het proberen van iets terwijl je weet dat het misschien mislukt 1
    de kans
    – het proberen van iets terwijl je weet dat het misschien mislukt 1
    • kans [de ~] zelfstandig naamwoord
      • waag eens een kans! koop een lot!1
  6. de kans
    – iets dat mogelijk of waarschijnlijk is 1
    de kans
    – iets dat mogelijk of waarschijnlijk is 1
    • kans [de ~] zelfstandig naamwoord
      • ik krijg geen kans om vooraan te lopen1

Verwante woorden van "kans":


Alternatieve synoniemen voor "kans":


Verwante definities voor "kans":

  1. het proberen van iets terwijl je weet dat het misschien mislukt1
    • waag eens een kans! koop een lot!1
  2. iets dat mogelijk of waarschijnlijk is1
    • ik krijg geen kans om vooraan te lopen1

kans vorm van kan:

kan [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de kan
    de kan; de schenkkan
    • kan [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • schenkkan [de ~] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "kan":