Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. ambt:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor ambt (Nederlands) in het Zweeds

ambt:

ambt [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het ambt (betrekking; functie)
    anställning; jobb
  2. het ambt (professie; beroep)
    jobb; yrke; arbete; profession
    • jobb [-ett] zelfstandig naamwoord
    • yrke [-ett] zelfstandig naamwoord
    • arbete [-ett] zelfstandig naamwoord
    • profession [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor ambt:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anställning ambt; betrekking; functie aanstelling; benoeming; huren van persoon; inhuren; installatie; omstandigheden; omstandigheid; situatie; taakverschaffing; tewerkstelling; toestand; werkgelegenheid; werkverschaffing
arbete ambt; beroep; professie activiteit; ambacht; arbeid; baan; baantje; bedrijvigheid; beroep; bezigheid; dienstbetrekking; functie; inspanning; job; karwei; positie; taak; vak; werk; werkgelegenheid; werkkring; werkplek; werkzaamheid
jobb ambt; beroep; betrekking; functie; professie aanstelling; aanvraag; ambacht; arbeid; arbeidsplaats; baan; baantje; benoeming; bezigheid; contract; dienstbetrekking; functie; inspanning; installatie; job; karwei; karweitje; klusje; positie; taak; vak; werk; werkzaamheid
profession ambt; beroep; professie ambacht; métier; stiel; vak
yrke ambt; beroep; professie ambacht; metier; métier; stiel; vak

Verwante woorden van "ambt":


Wiktionary: ambt


Cross Translation:
FromToVia
ambt ämbete emploiusage qu’on fait de quelque chose.
ambt ämbete fonction — Activité qui tend à un but précis
ambt tjänst; ämbete office — Fonction, emploi
ambt tjänst; sektion; ämbete serviceétat, fonctions, devoirs de quelqu’un qui servir une personne ou une collectivité.

Verwante vertalingen van ambt