Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. gebruiker:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gebruiker (Nederlands) in het Zweeds

gebruiker:

gebruiker [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de gebruiker (consument; verbruiker)
    användare; konsument
  2. de gebruiker (consument van drugs)
    droganvändare
  3. de gebruiker (drugsverslaafde; junk)
    drogmissbrukare
  4. de gebruiker
    användare

Vertaal Matrix voor gebruiker:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
användare consument; gebruiker; verbruiker consument
droganvändare consument van drugs; gebruiker drugverslaafde
drogmissbrukare drugsverslaafde; gebruiker; junk drugsverslaafden; junks
konsument consument; gebruiker; verbruiker consument

Verwante woorden van "gebruiker":


Wiktionary: gebruiker

gebruiker
noun
  1. iemand die iets gebruikt

Cross Translation:
FromToVia
gebruiker användare Benutzer — Person, die etwas verwendet, gebraucht
gebruiker användare; brukare user — one who uses something, a consumer
gebruiker användare user — person who uses a computer