Nederlands

Uitgebreide vertaling voor geregeld (Nederlands) in het Zweeds

geregeld:

geregeld bijvoeglijk naamwoord

  1. geregeld (regulier; regelmatig; op vaste tijden)
    regelbundet; regelmässig; reguljärt; regelmässigt; på regelbundna tider
  2. geregeld (georganiseerd)
    organiserad; ordnat; arrangerad; arrangerat; organiserat
  3. geregeld (met vast ritme; regelmatig)
    ofta; regelbundet; frekvent; systematisk

Vertaal Matrix voor geregeld:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arrangerad ordenen; schikken
ordnat bepalen; beschikken; ordenen; schikken; verordenen; voorschrijven
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arrangerad georganiseerd; geregeld
arrangerat georganiseerd; geregeld gerangschikt; opgeruimd; ordelijk
frekvent geregeld; met vast ritme; regelmatig dikwijls; frequent; meermaals; menigmaal; regelmatig; vaak; veelvuldig
ofta geregeld; met vast ritme; regelmatig frequentatief; veel
ordnat georganiseerd; geregeld bewerkstelligd; geordend; gerangschikt; opgeruimd; ordelijk; ordelijk gemaakt
organiserad georganiseerd; geregeld
organiserat georganiseerd; geregeld
på regelbundna tider geregeld; op vaste tijden; regelmatig; regulier
regelbundet geregeld; met vast ritme; op vaste tijden; regelmatig; regulier met regelmaat; regelmatig; vaak; volgens regels
regelmässig geregeld; op vaste tijden; regelmatig; regulier
regelmässigt geregeld; op vaste tijden; regelmatig; regulier
reguljärt geregeld; op vaste tijden; regelmatig; regulier volgens rooster
systematisk geregeld; met vast ritme; regelmatig koel; methodisch; nuchter; planmatig; stelselmatig; systematisch; zakelijk

Synoniemen voor "geregeld":


Antoniemen van "geregeld":


Verwante definities voor "geregeld":

  1. wat regelmatig terugkeert1
    • hij komt geregeld te laat1
  2. waar regelmaat in zin1
    • wij hebben een geregeld leven1

Wiktionary: geregeld


Cross Translation:
FromToVia
geregeld regelbunden regelmäßig — in festen örtlichen oder zeitlichen Abständen wiederholen
geregeld ackurat; prompt; regelmässig régulier — Qui a de la régularité, qui est conforme à des règles, soit naturelles, soit de convention ; qui est constant, uniforme.

regelen:

regelen werkwoord (regel, regelt, regelde, regelden, geregeld)

  1. regelen (iets op touw zetten; arrangeren)
    anordna; ordna; arrangera; organisera
    • anordna werkwoord (anordnar, anordnade, anordnat)
    • ordna werkwoord (ordnar, ordnade, ordnat)
    • arrangera werkwoord (arrangerar, arrangerade, arrangerat)
    • organisera werkwoord (organiserar, organiserade, organiserat)
  2. regelen (schikken)
    ordna; reglera; se till; göra i ordning
    • ordna werkwoord (ordnar, ordnade, ordnat)
    • reglera werkwoord (reglerar, reglerade, reglerat)
    • se till werkwoord (ser till, såg till, sett till)
    • göra i ordning werkwoord (gör i ordning, gjorde i ordning, gjort i ordning)
  3. regelen (arrangeren; afspreken; bedisselen)
    ordna; organisera
    • ordna werkwoord (ordnar, ordnade, ordnat)
    • organisera werkwoord (organiserar, organiserade, organiserat)
  4. regelen (afstemmen; bijstellen; afstellen)
    avstämma; justera
    • avstämma werkwoord (avstämmer, avstämde, avstämt)
    • justera werkwoord (justerar, justerade, justerat)
  5. regelen (in orde maken; klaren; afdoen)
    fixa; göra i ordning
    • fixa werkwoord (fixar, fixade, fixat)
    • göra i ordning werkwoord (gör i ordning, gjorde i ordning, gjort i ordning)

Conjugations for regelen:

o.t.t.
  1. regel
  2. regelt
  3. regelt
  4. regelen
  5. regelen
  6. regelen
o.v.t.
  1. regelde
  2. regelde
  3. regelde
  4. regelden
  5. regelden
  6. regelden
v.t.t.
  1. heb geregeld
  2. hebt geregeld
  3. heeft geregeld
  4. hebben geregeld
  5. hebben geregeld
  6. hebben geregeld
v.v.t.
  1. had geregeld
  2. had geregeld
  3. had geregeld
  4. hadden geregeld
  5. hadden geregeld
  6. hadden geregeld
o.t.t.t.
  1. zal regelen
  2. zult regelen
  3. zal regelen
  4. zullen regelen
  5. zullen regelen
  6. zullen regelen
o.v.t.t.
  1. zou regelen
  2. zou regelen
  3. zou regelen
  4. zouden regelen
  5. zouden regelen
  6. zouden regelen
en verder
  1. is geregeld
diversen
  1. regel!
  2. regelt!
  3. geregeld
  4. regelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

regelen [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het regelen (organiseren)
    organisera
  2. het regelen (inregelen; afstemmen; instellen; afstellen)
    ställa in

Vertaal Matrix voor regelen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anordna achterban
fixa bevestiging; vastmaken
organisera organiseren; regelen
ställa in afstellen; afstemmen; inregelen; instellen; regelen instelling op
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anordna arrangeren; iets op touw zetten; regelen een regeling treffen; een schikking treffen; een vergelijk treffen; inrichten; installeren
arrangera arrangeren; iets op touw zetten; regelen arrangeren; inrichten; installeren; instrumenteren; orkestreren
avstämma afstellen; afstemmen; bijstellen; regelen afstellen; afstemmen; gelijkschakelen
fixa afdoen; in orde maken; klaren; regelen fiksen; flikken; goedmaken; iets regelen; klaarspelen; klusje opknappen; klussen; rechtstrijken; rechtzetten; voor elkaar krijgen
göra i ordning afdoen; in orde maken; klaren; regelen; schikken bereiden; brouwen; gereed maken; klaarmaken; toebereiden
justera afstellen; afstemmen; bijstellen; regelen aanpassen; afstellen; afstemmen; bijstellen; diepte loden; ding rechtzetten; instellen; uitlijnen; uitvullen
ordna afspreken; arrangeren; bedisselen; iets op touw zetten; regelen; schikken archiveren; bevelen; bewaren; classificeren; dicteren; gebieden; gelasten; iets regelen; in het gelid stellen; inrichten; installeren; op orde brengen; opbergen; opslaan; ordenen; rangeren; rangordenen; rangschikken; rechtmaken; reglementeren; scharen; schiften; sorteren; uitzoeken; voorschrijven
organisera afspreken; arrangeren; bedisselen; iets op touw zetten; regelen coördineren
reglera regelen; schikken reglementeren; reguleren
se till regelen; schikken bewaken; toezien op
ställa in afstellen; afstemmen; nullificeren; ondervangen; opheffen; teniet doen; verijdelen; vernietigen

Verwante woorden van "regelen":


Verwante definities voor "regelen":

  1. ervoor zorgen dat het goed gaat1
    • de agent regelt het verkeer1

Wiktionary: regelen


Cross Translation:
FromToVia
regelen organisera; arrangera; ordna arrange — to set up, organise
regelen reglera regulate — adjust
regelen anpassa; ordna; anrätta; tillaga; frisera; tilltyga; förlika; försona; passa accommoderdonner, procurer de la commodité.
regelen arrangera; inreda arrangerarranger (transitive) (fr)
regelen arrangera; inreda disposerarranger, mettre dans l’ordre le plus convenable.
regelen inreda réglertirer avec la règle des lignes droites sur du papier, du parchemin, du carton, etc. cf|papier réglé.

Verwante vertalingen van geregeld