Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. hypotheek:
  2. Wiktionary:
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. hypotheek:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor hypotheek (Nederlands) in het Zweeds

hypotheek:

hypotheek [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de hypotheek (lening; geldlening)
    huslån; hypotheek
  2. de hypotheek
    hypotek
    • hypotek [-ett] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor hypotheek:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
huslån geldlening; hypotheek; lening
hypotek hypotheek hypotheekakte
hypotheek geldlening; hypotheek; lening

Verwante woorden van "hypotheek":

  • hypotheken

Wiktionary: hypotheek


Cross Translation:
FromToVia
hypotheek hypotek mortgage — special form of secured loan
hypotheek gravitation; hypotek; inteckning hypothèque — juri|fr Accord entre celui qui emprunte de l’argent (le propriétaire) et celui qui fournit l’argent (le créancier). Si le montant d’argent (qui est égal à la valeur de la propriété) n’est pas remboursé, le créancier peut devenir le propriétaire du bien.



Zweeds

Uitgebreide vertaling voor hypotheek (Zweeds) in het Nederlands

hypotheek:

hypotheek zelfstandig naamwoord

  1. hypotheek (huslån)
    de hypotheek; de lening; de geldlening
    • hypotheek [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • lening [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • geldlening [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor hypotheek:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
geldlening huslån; hypotheek
hypotheek huslån; hypotheek hypotek
lening huslån; hypotheek kreditgaranti; utlåning