Nederlands

Uitgebreide vertaling voor aangeven (Nederlands) in het Zweeds

aangeven:

aangeven werkwoord (geef aan, geeft aan, gaf aan, gaven aan, aangegeven)

  1. aangeven (iets aanwijzen; aanduiden; indiceren; wijzen)
    precisera; noggrant ange; sätta fingret på
    • precisera werkwoord (preciserar, preciserade, preciserat)
    • noggrant ange werkwoord (noggrant anger, noggrant angav, noggrant angivit)
    • sätta fingret på werkwoord (sätter fingret på, satte fingret på, satt fingret på)
  2. aangeven (declareren)
    avge; deklarera; upge
    • avge werkwoord (avger, avgav, avgivit)
    • deklarera werkwoord (deklarerar, deklarerade, deklarerat)
    • upge werkwoord (upger, upgav, upgivit)
  3. aangeven (aanreiken; geven; overgeven; )
    ge; överräcka; överlämna
    • ge werkwoord (ger, gav, givit)
    • överräcka werkwoord (överräcker, överräckte, överräckt)
    • överlämna werkwoord (överlämnar, överlämnade, överlämnat)
  4. aangeven (aanreiken; geven; reiken)
    skicka; räcka
    • skicka werkwoord (skickar, skickade, skickat)
    • räcka werkwoord (räcker, räckte, räckt)
  5. aangeven (verraden; uitbrengen; verklikken; )
    förråda; ange; skvallra på
    • förråda werkwoord (förråder, förrådde, förrått)
    • ange werkwoord (anger, angav, angivit)
    • skvallra på werkwoord (skvallrar på, skvallrade på, skvallrat på)

Conjugations for aangeven:

o.t.t.
  1. geef aan
  2. geeft aan
  3. geeft aan
  4. geven aan
  5. geven aan
  6. geven aan
o.v.t.
  1. gaf aan
  2. gaf aan
  3. gaf aan
  4. gaven aan
  5. gaven aan
  6. gaven aan
v.t.t.
  1. heb aangegeven
  2. hebt aangegeven
  3. heeft aangegeven
  4. hebben aangegeven
  5. hebben aangegeven
  6. hebben aangegeven
v.v.t.
  1. had aangegeven
  2. had aangegeven
  3. had aangegeven
  4. hadden aangegeven
  5. hadden aangegeven
  6. hadden aangegeven
o.t.t.t.
  1. zal aangeven
  2. zult aangeven
  3. zal aangeven
  4. zullen aangeven
  5. zullen aangeven
  6. zullen aangeven
o.v.t.t.
  1. zou aangeven
  2. zou aangeven
  3. zou aangeven
  4. zouden aangeven
  5. zouden aangeven
  6. zouden aangeven
diversen
  1. geef aan!
  2. geeft aan!
  3. aangegeven
  4. aangevende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

aangeven [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. aangeven (aangifte; verklaring; declaratie; melding)
    förklaring; tillkännagivande

Vertaal Matrix voor aangeven:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
förklaring aangeven; aangifte; declaratie; melding; verklaring afkondiging; betoog; briefing; decreet; duiding; glorificatie; inlichtingen; instructie; interpretatie; legenda; nadere uitleg; ophelderingen; parafrase; toelichting; toelichtingen; uitleg; uitvaardiging; verheerlijking; verklarende uitleg; verklaring; vertaling; vertolking
räcka aaneenschakeling; gelid; keten; reeks; rij; samentrekking; samenvoeging; serie
skicka verzending
tillkännagivande aangeven; aangifte; declaratie; melding; verklaring aankondigen; aankondiging; aanschrijving; aanzeggen; aanzegging; afkondiging; bekendmaking; bericht; convocatie; informatie; informeren; kennisgeven; kennisgeving; konde doen; mededeling; melding; openbaarmaking; openbare publicatie; proclamatie; publicatie; verkondiging; verwittiging
överlämna afdracht; inlevering
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ange aanbrengen; aangeven; uitbrengen; verklappen; verklikken; verlinken; verraden een lijst maken; invoeren; klikken; opnemen in een lijst; verklappen; verklikken; verlinken; verraden
avge aangeven; declareren
deklarera aangeven; declareren afkondigen; decreteren; ordonneren; verordenen; verordineren
förråda aanbrengen; aangeven; uitbrengen; verklappen; verklikken; verlinken; verraden
ge aangeven; aanreiken; afgeven; geven; overgeven; overhandigen; toesteken afleveren; bestellen; bezorgen; brengen; doneren; geven; komen tot; leveren; reiken; rondbrengen; schenken; thuisbezorgen
noggrant ange aanduiden; aangeven; iets aanwijzen; indiceren; wijzen
precisera aanduiden; aangeven; iets aanwijzen; indiceren; wijzen detailleren
räcka aangeven; aanreiken; geven; reiken aanbieden; aanreiken; genoeg zijn; geven; komen tot; reiken; toereikend zijn; voldoende zijn
skicka aangeven; aanreiken; geven; reiken aanbieden; aanleveren; aanreiken; afleveren; bezorgen; brengen; geven; leveren; opsturen; overhandigen; posten; sturen; toeleveren; toezenden; versturen; verzenden; wegsturen; wegzenden; zenden
skvallra på aanbrengen; aangeven; uitbrengen; verklappen; verklikken; verlinken; verraden
sätta fingret på aanduiden; aangeven; iets aanwijzen; indiceren; wijzen
upge aangeven; declareren
överlämna aangeven; aanreiken; afgeven; geven; overgeven; overhandigen; toesteken afleveren; bestellen; bezorgen; brengen; consigneren; in consignatie zenden; rondbrengen; thuisbezorgen
överräcka aangeven; aanreiken; afgeven; geven; overgeven; overhandigen; toesteken aanbieden; afgeven; indienen; inleveren; overhandigen
- overhandigen

Synoniemen voor "aangeven":


Verwante definities voor "aangeven":

  1. iets laten weten1
    • hij gaf aan dat hij weg wilde1
  2. je officieel ergens melden1
    • de dief gaf zich aan bij de politie1
  3. het hem in handen geven1
    • wil je de suiker even aangeven?1

Wiktionary: aangeven


Cross Translation:
FromToVia
aangeven uppge; ange angeben — Mitteilung machen: hinweisen, mitteilen, behaupten
aangeven anklaga; tillkännagiva; vittna om accuserdéférer à la justice quelqu’un comme coupable d’un délit, d’un crime.
aangeven skänka; ge; giva donner — Faire un don ; transférer, sans rétribution, la propriété d’une chose que l’on posséder ou dont on jouir, à une autre personne.
aangeven betyga; förklara déclarer — Faire connaître d’une façon manifeste.
aangeven uppvisa; utpeka; kora désigner — Traduction à trier
aangeven uppvisa; utpeka indiquermontrer, désigner une personne ou une chose.
aangeven avleverera; leverera; lämna livrer — Traductions à trier suivant le sens
aangeven märka; stämpla marquer — Distinguer une chose d’une autre au moyen d’une marque. (Sens général).

Verwante vertalingen van aangeven