Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor aanwrijven (Nederlands) in het Zweeds

aanwrijven:

aanwrijven werkwoord

  1. aanwrijven (aanrekenen; beschuldigen; verwijten; )
    förebrå; klandra; vanära
    • förebrå werkwoord (förebrår, förebrådde, förebrått)
    • klandra werkwoord (klandrar, klandrade, klandrat)
    • vanära werkwoord (vanärar, vanärade, vanärat)
  2. aanwrijven (iemand iets verwijten; aanrekenen; kwalijk nemen)
    beskylla; bläma
    • beskylla werkwoord (beskyllar, beskyllade, beskyllat)
    • bläma werkwoord (blämar, blämade, blämat)
  3. aanwrijven (iemand iets verwijten; beschuldigen; blameren; )
    hysa agg till någon; klandra någon
    • hysa agg till någon werkwoord (hyser agg till någon, hyste agg till någon, hyst agg till någon)
    • klandra någon werkwoord (klandrar någon, klandrade någon, klandrat någon)

Vertaal Matrix voor aanwrijven:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vanära scandaleuze daad; schanddaad; schandelijke daad
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beskylla aanrekenen; aanwrijven; iemand iets verwijten; kwalijk nemen aanklagen; beschuldigen; betichten; chargeren; overdrijven; ten laste leggen; tenlaste leggen
bläma aanrekenen; aanwrijven; iemand iets verwijten; kwalijk nemen
förebrå aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden aanrekenen
hysa agg till någon aanwrijven; beschuldigen; blameren; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; laken; nadragen; voor de voeten gooien
klandra aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden aanklagen; aanmerken; aanrekenen; berispen; beschuldigen; betichten; hekelen; ten laste leggen; terechtwijzen; vermanen
klandra någon aanwrijven; beschuldigen; blameren; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; laken; nadragen; voor de voeten gooien
vanära aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden dof maken