Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. aflopen met:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor aflopen met (Nederlands) in het Zweeds

aflopen met:

aflopen met werkwoord (loop af met, loopt af met, liep af met, liepen af met, afgelopen met)

  1. aflopen met
    avsluta; sluta med
    • avsluta werkwoord (avslutar, avslutade, avslutat)
    • sluta med werkwoord (slutar med, slutade med, slutat med)

Conjugations for aflopen met:

o.t.t.
  1. loop af met
  2. loopt af met
  3. loopt af met
  4. lopen af met
  5. lopen af met
  6. lopen af met
o.v.t.
  1. liep af met
  2. liep af met
  3. liep af met
  4. liepen af met
  5. liepen af met
  6. liepen af met
v.t.t.
  1. ben afgelopen met
  2. bent afgelopen met
  3. is afgelopen met
  4. zijn afgelopen met
  5. zijn afgelopen met
  6. zijn afgelopen met
v.v.t.
  1. was afgelopen met
  2. was afgelopen met
  3. was afgelopen met
  4. waren afgelopen met
  5. waren afgelopen met
  6. waren afgelopen met
o.t.t.t.
  1. zal aflopen met
  2. zult aflopen met
  3. zal aflopen met
  4. zullen aflopen met
  5. zullen aflopen met
  6. zullen aflopen met
o.v.t.t.
  1. zou aflopen met
  2. zou aflopen met
  3. zou aflopen met
  4. zouden aflopen met
  5. zouden aflopen met
  6. zouden aflopen met
diversen
  1. loop af met!
  2. loopt af met!
  3. afgelopen met
  4. aflopende met
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor aflopen met:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avsluta afkrijgen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avsluta aflopen met aankomen; afkrijgen; afmaken; afronden; afsluiten; afwerken; beëindigen; compleet maken; completeren; een einde maken aan; eindigen; fiksen; finishen; haspelen; klaarkrijgen; klaarmaken; klaarspelen; laatste gedeelte afmaken; leegeten; naar einde toewerken; op een haspel winden; opeten; opklossen; opwikkelen; opwinden; raken; ten einde zijn; terechtkomen; treffen; uithebben; uitkrijgen; vervolledigen; volbrengen; volledig maken; volmaken; voltooien; voor elkaar krijgen
sluta med aflopen met opdoeken; opheffen; resultaat; resulteren; tot gevolg hebben; uitmonden

Verwante vertalingen van aflopen met