Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. afremmen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor afremmen (Nederlands) in het Zweeds

afremmen:

afremmen werkwoord (rem af, remt af, remde af, remden af, afgeremd)

  1. afremmen (remmen)
    ta det lugnt; bromsa ned
    • ta det lugnt werkwoord (tar det lugnt, tog det lugnt, tagit det lugnt)
    • bromsa ned werkwoord (bromsar ned, bromsade ned, bromsat ned)
  2. afremmen (stoppen; remmen)
    bromsa in; sakta ner
    • bromsa in werkwoord (bromsar in, bromsade in, bromsat in)
    • sakta ner werkwoord (saktar ner, saktade ner, saktat ner)

Conjugations for afremmen:

o.t.t.
  1. rem af
  2. remt af
  3. remt af
  4. remmen af
  5. remmen af
  6. remmen af
o.v.t.
  1. remde af
  2. remde af
  3. remde af
  4. remden af
  5. remden af
  6. remden af
v.t.t.
  1. heb afgeremd
  2. hebt afgeremd
  3. heeft afgeremd
  4. hebben afgeremd
  5. hebben afgeremd
  6. hebben afgeremd
v.v.t.
  1. had afgeremd
  2. had afgeremd
  3. had afgeremd
  4. hadden afgeremd
  5. hadden afgeremd
  6. hadden afgeremd
o.t.t.t.
  1. zal afremmen
  2. zult afremmen
  3. zal afremmen
  4. zullen afremmen
  5. zullen afremmen
  6. zullen afremmen
o.v.t.t.
  1. zou afremmen
  2. zou afremmen
  3. zou afremmen
  4. zouden afremmen
  5. zouden afremmen
  6. zouden afremmen
diversen
  1. rem af!
  2. remt af!
  3. afgeremd
  4. afremmende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor afremmen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bromsa in afremmen; remmen; stoppen
bromsa ned afremmen; remmen
sakta ner afremmen; remmen; stoppen gas terugnemen; snelheid matigen
ta det lugnt afremmen; remmen gas terugnemen; zich vertreden

Wiktionary: afremmen


Cross Translation:
FromToVia
afremmen bromsa freinerretenir, ralentir, arrêter à l’aide d’un frein.