Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. bandjes:
  2. bandje:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bandjes (Nederlands) in het Zweeds

bandjes:

bandjes [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. bandjes
    band
    • band [-ett] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor bandjes:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
band bandjes aansluiting; band; binding; blaaskapel; cassette; cassettebandje; connectie; draagband; draagriem; fanfare; fanfarekorps; galon; gebondenheid; geluidsband; harmonie; inktlint; kapel; kapellen; koorden; liaison; link; linten; lintje; magneetband; muziekgezelschappen; muziekkorps; omzoming; relatie; samenhang; snoeren; strook; tres; verband; verbinding

Verwante woorden van "bandjes":


bandjes vorm van bandje:

bandje [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het bandje
    tejp
    • tejp [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor bandje:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
tejp bandje band; kleefband; plakband; tape

Verwante woorden van "bandje":