Nederlands

Uitgebreide vertaling voor beheersen (Nederlands) in het Zweeds

beheersen:

beheersen werkwoord (beheers, beheerst, beheersde, beheersden, beheerst)

  1. beheersen (bedwingen; beteugelen; matigen; bedaren; intomen)
    behärska; hålla tillbaka
    • behärska werkwoord (behärskar, behärskade, behärskat)
    • hålla tillbaka werkwoord (håller tillbaka, höll tillbaka, hållit tillbaka)
  2. beheersen (beteugelen; intomen)
    bromsa; tygla; lägga band på; hålla i schack
    • bromsa werkwoord (bromsar, bromsade, bromsat)
    • tygla werkwoord (tyglar, tyglade, tyglat)
    • lägga band på werkwoord (lägger band på, lade band på, lagt band på)
    • hålla i schack werkwoord (håller i schack, höll i schack, hållit i schack)
  3. beheersen (machtiger zijn; overheersen; onderwerpen; heersen over)
    vara rådande; bemäktiga
    • vara rådande werkwoord (är rådande, var rådande, varit rådande)
    • bemäktiga werkwoord (bemäktigar, bemäktigade, bemäktigat)
  4. beheersen (rustig blijven; inhouden; inslikken)
    hålla sig lugn; behålla sitt lugn
    • hålla sig lugn werkwoord (håller sig lugn, höll sig lugn, hållit sig lugn)
    • behålla sitt lugn werkwoord (behåller sitt lugn, behöll sitt lugn, behållit sitt lugn)

Conjugations for beheersen:

o.t.t.
  1. beheers
  2. beheerst
  3. beheerst
  4. beheersen
  5. beheersen
  6. beheersen
o.v.t.
  1. beheersde
  2. beheersde
  3. beheersde
  4. beheersden
  5. beheersden
  6. beheersden
v.t.t.
  1. heb beheerst
  2. hebt beheerst
  3. heeft beheerst
  4. hebben beheerst
  5. hebben beheerst
  6. hebben beheerst
v.v.t.
  1. had beheerst
  2. had beheerst
  3. had beheerst
  4. hadden beheerst
  5. hadden beheerst
  6. hadden beheerst
o.t.t.t.
  1. zal beheersen
  2. zult beheersen
  3. zal beheersen
  4. zullen beheersen
  5. zullen beheersen
  6. zullen beheersen
o.v.t.t.
  1. zou beheersen
  2. zou beheersen
  3. zou beheersen
  4. zouden beheersen
  5. zouden beheersen
  6. zouden beheersen
diversen
  1. beheers!
  2. beheerst!
  3. beheerst
  4. beheersend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor beheersen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
behärska bedaren; bedwingen; beheersen; beteugelen; intomen; matigen bedwingen; beteugelen; in bedwang houden; onder controle hebben
behålla sitt lugn beheersen; inhouden; inslikken; rustig blijven
bemäktiga beheersen; heersen over; machtiger zijn; onderwerpen; overheersen
bromsa beheersen; beteugelen; intomen rekken; temporiseren; vertragen
hålla i schack beheersen; beteugelen; intomen
hålla sig lugn beheersen; inhouden; inslikken; rustig blijven
hålla tillbaka bedaren; bedwingen; beheersen; beteugelen; intomen; matigen afhouden; bedwingen; beletten; beteugelen; ervanaf houden; in bedwang houden; onderdrukken; onthouden; ophopen; opkroppen; opnemen; opslaan; opstapelen; terughouden; weerhouden
lägga band på beheersen; beteugelen; intomen achterhouden; geen afstand doen van; houden; inhouden
tygla beheersen; beteugelen; intomen beteugelen
vara rådande beheersen; heersen over; machtiger zijn; onderwerpen; overheersen de overhand hebben; heersen

Antoniemen van "beheersen":


Verwante definities voor "beheersen":

  1. iets kunnen1
    • hij beheerst het Nederlands perfect1
  2. kalm blijven1
    • hij wilde gaan schelden, maar hij beheerste zich1

Wiktionary: beheersen


Cross Translation:
FromToVia
beheersen kontrollera control — to exercise influence over, to suggest or dictate the behavior of

Verwante vertalingen van beheersen