Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. beklemdheid:
  2. beklemd:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor beklemdheid (Nederlands) in het Zweeds

beklemdheid:

beklemdheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de beklemdheid (gevoel van beklemming; benauwdheid)
    beklämning

Vertaal Matrix voor beklemdheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beklämning beklemdheid; benauwdheid; gevoel van beklemming

Verwante woorden van "beklemdheid":


beklemdheid vorm van beklemd:

beklemd bijvoeglijk naamwoord

  1. beklemd (bekneld)
    fastnaglat; fastnaglad; fastklämt
  2. beklemd (geklemd)
    omsluten

Vertaal Matrix voor beklemd:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fastklämt beklemd; bekneld in de knel; klem
fastnaglad beklemd; bekneld
fastnaglat beklemd; bekneld
omsluten beklemd; geklemd

Verwante woorden van "beklemd":