Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. bekoren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bekoren (Nederlands) in het Zweeds

bekoren:

bekoren werkwoord (bekoor, bekoort, bekoorde, bekoorden, bekoord)

  1. bekoren (bevallen)
    charma; fascinera
    • charma werkwoord (charmar, charmade, charmat)
    • fascinera werkwoord (fascinerar, fascinerade, fascinerat)

Conjugations for bekoren:

o.t.t.
  1. bekoor
  2. bekoort
  3. bekoort
  4. bekoren
  5. bekoren
  6. bekoren
o.v.t.
  1. bekoorde
  2. bekoorde
  3. bekoorde
  4. bekoorden
  5. bekoorden
  6. bekoorden
v.t.t.
  1. heb bekoord
  2. hebt bekoord
  3. heeft bekoord
  4. hebben bekoord
  5. hebben bekoord
  6. hebben bekoord
v.v.t.
  1. had bekoord
  2. had bekoord
  3. had bekoord
  4. hadden bekoord
  5. hadden bekoord
  6. hadden bekoord
o.t.t.t.
  1. zal bekoren
  2. zult bekoren
  3. zal bekoren
  4. zullen bekoren
  5. zullen bekoren
  6. zullen bekoren
o.v.t.t.
  1. zou bekoren
  2. zou bekoren
  3. zou bekoren
  4. zouden bekoren
  5. zouden bekoren
  6. zouden bekoren
diversen
  1. bekoor!
  2. bekoort!
  3. bekoord
  4. bekorend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

bekoren [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. bekoren (aantrekken; charmeren)
    inviterande; charm

Vertaal Matrix voor bekoren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
charm aantrekken; bekoren; charmeren aanlokkelijkheid; aantrekkelijkheid; aantrekkingskracht; bekoorlijkheid; bekoring; beminnelijkheid; betovering; charme; fascinatie; gratie; liefheid; zoetheid
inviterande aantrekken; bekoren; charmeren
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
charma bekoren; bevallen
fascinera bekoren; bevallen boeien; fascineren; intrigeren

Wiktionary: bekoren


Cross Translation:
FromToVia
bekoren roffa; råna; röva ravirenlever de force, emporter avec violence.
bekoren förföra; förleda tenteressayer, éprouver, mettre en usage quelque moyen pour faire réussir quelque chose.