Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. bezaaien:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bezaaien (Nederlands) in het Zweeds

bezaaien:

bezaaien werkwoord (bezaai, bezaait, bezaaide, bezaaiden, bezaaid)

  1. bezaaien (inzaaien; zaaien)
    ; beså; utså
    • werkwoord (sår, sådde, sått)
    • beså werkwoord (besår, besådde, besått)
    • utså werkwoord (utsår, utsådde, utsått)
  2. bezaaien (bestrooien)
    bespruta med
    • bespruta med werkwoord (besprutar med, besprutade med, besprutat med)

Conjugations for bezaaien:

o.t.t.
  1. bezaai
  2. bezaait
  3. bezaait
  4. bezaaien
  5. bezaaien
  6. bezaaien
o.v.t.
  1. bezaaide
  2. bezaaide
  3. bezaaide
  4. bezaaiden
  5. bezaaiden
  6. bezaaiden
v.t.t.
  1. heb bezaaid
  2. hebt bezaaid
  3. heeft bezaaid
  4. hebben bezaaid
  5. hebben bezaaid
  6. hebben bezaaid
v.v.t.
  1. had bezaaid
  2. had bezaaid
  3. had bezaaid
  4. hadden bezaaid
  5. hadden bezaaid
  6. hadden bezaaid
o.t.t.t.
  1. zal bezaaien
  2. zult bezaaien
  3. zal bezaaien
  4. zullen bezaaien
  5. zullen bezaaien
  6. zullen bezaaien
o.v.t.t.
  1. zou bezaaien
  2. zou bezaaien
  3. zou bezaaien
  4. zouden bezaaien
  5. zouden bezaaien
  6. zouden bezaaien
diversen
  1. bezaai!
  2. bezaait!
  3. bezaaid
  4. bezaaiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor bezaaien:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bespruta med bestrooien; bezaaien
beså bezaaien; inzaaien; zaaien
bezaaien; inzaaien; zaaien seeden
utså bezaaien; inzaaien; zaaien uitstrooien; uitzaaien
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
en dus; ofwel
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
op die manier; zus