Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. blakend:
  2. blaken:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor blakend (Nederlands) in het Zweeds

blakend:

blakend bijvoeglijk naamwoord

  1. blakend (fit; gezond; getraind)
    piggt; friskt; kry; i form
    • piggt bijvoeglijk naamwoord
    • friskt bijvoeglijk naamwoord
    • kry bijvoeglijk naamwoord
    • i form bijvoeglijk naamwoord
  2. blakend (gezond; zonder ziekte)
    blomstrande; välmående

Vertaal Matrix voor blakend:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blomstrande blakend; gezond; zonder ziekte fleurig; florissant
friskt blakend; fit; getraind; gezond fris; frisjes; knappend; koel
i form blakend; fit; getraind; gezond
kry blakend; fit; getraind; gezond
piggt blakend; fit; getraind; gezond pikant
välmående blakend; gezond; zonder ziekte

blaken:

blaken werkwoord (blaak, blaakt, blaakte, blaakten, geblaakt)

  1. blaken (sterk aanwezig zijn)
    dominera sällskapet
    • dominera sällskapet werkwoord (dominerar sällskapet, dominerade sällskapet, dominerat sällskapet)
  2. blaken (licht uitzenden; stralen)
    skina; stråla; lysa
    • skina werkwoord (skiner, sken, skinit)
    • stråla werkwoord (strålar, strålade, strålat)
    • lysa werkwoord (lysar, lysade, lysat)

Conjugations for blaken:

o.t.t.
  1. blaak
  2. blaakt
  3. blaakt
  4. blaken
  5. blaken
  6. blaken
o.v.t.
  1. blaakte
  2. blaakte
  3. blaakte
  4. blaakten
  5. blaakten
  6. blaakten
v.t.t.
  1. heb geblaakt
  2. hebt geblaakt
  3. heeft geblaakt
  4. hebben geblaakt
  5. hebben geblaakt
  6. hebben geblaakt
v.v.t.
  1. had geblaakt
  2. had geblaakt
  3. had geblaakt
  4. hadden geblaakt
  5. hadden geblaakt
  6. hadden geblaakt
o.t.t.t.
  1. zal blaken
  2. zult blaken
  3. zal blaken
  4. zullen blaken
  5. zullen blaken
  6. zullen blaken
o.v.t.t.
  1. zou blaken
  2. zou blaken
  3. zou blaken
  4. zouden blaken
  5. zouden blaken
  6. zouden blaken
en verder
  1. ben geblaakt
  2. bent geblaakt
  3. is geblaakt
  4. zijn geblaakt
  5. zijn geblaakt
  6. zijn geblaakt
diversen
  1. blaak!
  2. blaakt!
  3. geblaakt
  4. blakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor blaken:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dominera sällskapet blaken; sterk aanwezig zijn
lysa blaken; licht uitzenden; stralen beschijnen; glunderen; iets uitstralen; licht schijnen; stralen; verlichten
skina blaken; licht uitzenden; stralen glunderen; iets uitstralen; licht geven; licht schijnen; schijnen; stralen
stråla blaken; licht uitzenden; stralen glunderen; iets uitstralen; licht schijnen; stralen; straling uitzenden

Verwante vertalingen van blakend