Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. brandend:
  2. branden:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor brandend (Nederlands) in het Zweeds

brandend:

brandend bijvoeglijk naamwoord

  1. brandend (vlammend)
    brännande; strålande; eldande
  2. brandend (vurig; warm; gloeiend; )
    lysande; brännande

Vertaal Matrix voor brandend:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
brännande brandend; fel; fonkelend; gloeiend; hevig; vlammend; vurig; warm verhit; vurig
eldande brandend; vlammend
lysande brandend; fel; fonkelend; gloeiend; hevig; vurig; warm briljant; doorluchtige; fenomenaal; geniaal; lichtgevend; lumineus
strålande brandend; vlammend fonkelend; glinsterend; schitterend; stralend

brandend vorm van branden:

branden werkwoord (brand, brandt, brandde, brandden, gebrand)

  1. branden (brandmerken; markeren; inbranden; van stigma's voorzien)
    brännmärka
    • brännmärka werkwoord (brännmärker, brännmärkte, brännmärkt)
  2. branden (verzengen; verschroeien; zengen; blakeren)
    bränna; sveda
    • bränna werkwoord (bräner, brände, bränt)
    • sveda werkwoord (svedar, svedade, svedat)
  3. branden
    bränna
    • bränna werkwoord (bräner, brände, bränt)

Conjugations for branden:

o.t.t.
  1. brand
  2. brandt
  3. brandt
  4. branden
  5. branden
  6. branden
o.v.t.
  1. brandde
  2. brandde
  3. brandde
  4. brandden
  5. brandden
  6. brandden
v.t.t.
  1. heb gebrand
  2. hebt gebrand
  3. heeft gebrand
  4. hebben gebrand
  5. hebben gebrand
  6. hebben gebrand
v.v.t.
  1. had gebrand
  2. had gebrand
  3. had gebrand
  4. hadden gebrand
  5. hadden gebrand
  6. hadden gebrand
o.t.t.t.
  1. zal branden
  2. zult branden
  3. zal branden
  4. zullen branden
  5. zullen branden
  6. zullen branden
o.v.t.t.
  1. zou branden
  2. zou branden
  3. zou branden
  4. zouden branden
  5. zouden branden
  6. zouden branden
en verder
  1. ben gebrand
  2. bent gebrand
  3. is gebrand
  4. zijn gebrand
  5. zijn gebrand
  6. zijn gebrand
diversen
  1. brand!
  2. brandt!
  3. gebrand
  4. brandend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

branden [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het branden
    brinnande

Vertaal Matrix voor branden:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
brinnande branden
bränna aftikken
sveda verschroeiing; verzenging
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bränna blakeren; branden; verschroeien; verzengen; zengen aanbranden; cremeren; verassen; verbranden
brännmärka branden; brandmerken; inbranden; markeren; van stigma's voorzien inbranden; slecht voorstellen; stigmatiseren; verketteren
sveda blakeren; branden; verschroeien; verzengen; zengen schroeien

Verwante woorden van "branden":


Verwante definities voor "branden":

  1. akelig prikkelen1
    • mijn ogen branden door die rook1
  2. je eraan bezeren1
    • ik brand me aan de kachel1
  3. licht uitstralen1
    • de lamp brandt1
  4. verwoest of vernietigd worden door vuur1
    • het hout brandt goed1

Wiktionary: branden


Cross Translation:
FromToVia
branden brinna burn — be consumed by fire
branden brinna burn — feel hot
branden bränna burn — write data
branden destillera distil — to make by means of distillation
branden brinna brennenintransitiv, in Flammen stehen, dem Feuer ausgesetzt sein
branden bränna brennentransitiv, EDV: mit einem Brenner eine Zusammenstellung von Musik- oder anderen Daten auf CD oder DVD archivieren
branden halstra; rosta grillersupplicier par le feu.
branden halstra; rosta rôtir — Faire cuire de la viande à un feu vif, de manière que le dessus soit croustillant et que l’intérieur reste tendre.