Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. bulken:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bulken (Nederlands) in het Zweeds

bulken:

bulken werkwoord (bulk, bulkt, bulkte, bulkten, gebulkt)

  1. bulken
    vara tät; vara rik; bada i pengar
    • vara tät werkwoord (är tät, var tät, varit tät)
    • vara rik werkwoord (är rik, var rik, varit rik)
    • bada i pengar werkwoord (badar i pengar, badade i pengar, badat i pengar)

Conjugations for bulken:

o.t.t.
  1. bulk
  2. bulkt
  3. bulkt
  4. bulken
  5. bulken
  6. bulken
o.v.t.
  1. bulkte
  2. bulkte
  3. bulkte
  4. bulkten
  5. bulkten
  6. bulkten
v.t.t.
  1. heb gebulkt
  2. hebt gebulkt
  3. heeft gebulkt
  4. hebben gebulkt
  5. hebben gebulkt
  6. hebben gebulkt
v.v.t.
  1. had gebulkt
  2. had gebulkt
  3. had gebulkt
  4. hadden gebulkt
  5. hadden gebulkt
  6. hadden gebulkt
o.t.t.t.
  1. zal bulken
  2. zult bulken
  3. zal bulken
  4. zullen bulken
  5. zullen bulken
  6. zullen bulken
o.v.t.t.
  1. zou bulken
  2. zou bulken
  3. zou bulken
  4. zouden bulken
  5. zouden bulken
  6. zouden bulken
diversen
  1. bulk!
  2. bulkt!
  3. gebulkt
  4. bulkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor bulken:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bada i pengar bulken
vara rik bulken
vara tät bulken