Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. dichtslaan:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor dichtslaan (Nederlands) in het Zweeds

dichtslaan:

dichtslaan werkwoord (sla dicht, slaat dicht, sloeg dicht, sloegen dicht, dichtgeslagen)

  1. dichtslaan (dichtwerpen)
    slå; smälla; slå igen; slås igen
    • slå werkwoord (slår, slog, slagit)
    • smälla werkwoord (smäller, smällde, smällt)
    • slå igen werkwoord (slår igen, slog igen, slagit igen)
    • slås igen werkwoord
  2. dichtslaan
    smälla; dänga; slå igen
    • smälla werkwoord (smäller, smällde, smällt)
    • dänga werkwoord (dängar, dängade, dängat)
    • slå igen werkwoord (slår igen, slog igen, slagit igen)

Conjugations for dichtslaan:

o.t.t.
  1. sla dicht
  2. slaat dicht
  3. slaat dicht
  4. slaan dicht
  5. slaan dicht
  6. slaan dicht
o.v.t.
  1. sloeg dicht
  2. sloeg dicht
  3. sloeg dicht
  4. sloegen dicht
  5. sloegen dicht
  6. sloegen dicht
v.t.t.
  1. heb dichtgeslagen
  2. hebt dichtgeslagen
  3. heeft dichtgeslagen
  4. hebben dichtgeslagen
  5. hebben dichtgeslagen
  6. hebben dichtgeslagen
v.v.t.
  1. had dichtgeslagen
  2. had dichtgeslagen
  3. had dichtgeslagen
  4. hadden dichtgeslagen
  5. hadden dichtgeslagen
  6. hadden dichtgeslagen
o.t.t.t.
  1. zal dichtslaan
  2. zult dichtslaan
  3. zal dichtslaan
  4. zullen dichtslaan
  5. zullen dichtslaan
  6. zullen dichtslaan
o.v.t.t.
  1. zou dichtslaan
  2. zou dichtslaan
  3. zou dichtslaan
  4. zouden dichtslaan
  5. zouden dichtslaan
  6. zouden dichtslaan
en verder
  1. is dichtgeslagen
  2. zijn dichtgeslagen
diversen
  1. sla dicht!
  2. slaat dicht!
  3. dichtgeslagen
  4. dichtslaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor dichtslaan:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
slå hit; kasstuk; klapper; kraker; schlager; succes; succesnummer; successtuk; topper; treffer
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dänga dichtslaan
slå dichtslaan; dichtwerpen bonken; een klap geven; een opdonder verkopen; fijnwrijven; frapperen; grijpen; hameren; hard slaan; hengsten; krenken; kwetsen; maaien; meppen; rammen; slaan; timmeren; toeslaan
slå igen dichtslaan; dichtwerpen dichtgaan; dichtgooien; dichtvallen; toevallen; zich sluiten
slås igen dichtslaan; dichtwerpen
smälla dichtslaan; dichtwerpen hard slaan; hengsten; knallen; meppen; slaan; timmeren