Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. dreinen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor dreinen (Nederlands) in het Zweeds

dreinen:

dreinen werkwoord (drein, dreint, dreinde, dreinden, gedreind)

  1. dreinen (dwingend huilen; drenzen; jengelen)
    mumla; surra; brumma; tala entonigt
    • mumla werkwoord (mumlar, mumlade, mumlat)
    • surra werkwoord (surrar, surrade, surrat)
    • brumma werkwoord (brummar, brummade, brummat)
    • tala entonigt werkwoord (talar entonigt, talade entonigt, talat entonigt)

Conjugations for dreinen:

o.t.t.
  1. drein
  2. dreint
  3. dreint
  4. dreinen
  5. dreinen
  6. dreinen
o.v.t.
  1. dreinde
  2. dreinde
  3. dreinde
  4. dreinden
  5. dreinden
  6. dreinden
v.t.t.
  1. heb gedreind
  2. hebt gedreind
  3. heeft gedreind
  4. hebben gedreind
  5. hebben gedreind
  6. hebben gedreind
v.v.t.
  1. had gedreind
  2. had gedreind
  3. had gedreind
  4. hadden gedreind
  5. hadden gedreind
  6. hadden gedreind
o.t.t.t.
  1. zal dreinen
  2. zult dreinen
  3. zal dreinen
  4. zullen dreinen
  5. zullen dreinen
  6. zullen dreinen
o.v.t.t.
  1. zou dreinen
  2. zou dreinen
  3. zou dreinen
  4. zouden dreinen
  5. zouden dreinen
  6. zouden dreinen
diversen
  1. drein!
  2. dreint!
  3. gedreind
  4. dreinend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor dreinen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
surra gehum; geneurie
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
brumma dreinen; drenzen; dwingend huilen; jengelen grauwen; knorren; knorrend geluid maken; snauwen; zoeven
mumla dreinen; drenzen; dwingend huilen; jengelen mompelen; murmelen; murmeren; prevelen; protesteren; ruisen; sputteren; tegenpruttelen; tegensputteren
surra dreinen; drenzen; dwingend huilen; jengelen brommen; gonzen; roezemoezen; vastbinden; vastsjorren; zoemen; zoeven
tala entonigt dreinen; drenzen; dwingend huilen; jengelen