Energie in het Zweeds vertaald uit het Nederlands

Overzicht

Nederlands naar Zweeds: Meer gegevens...

energie:
- energi; fart; drivkraft; ström; elkraft; elektrisk ström; spänstighet; styrka; kraft; viljekraft
Wiktionary:
- energie → energi

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor energie (Nederlands) in het Zweeds

de energie (daadkracht; momentum; esprit; werklust; kracht; puf; aandrift; fut)
energi; fart; drivkraft
- energi [-en] zelfstandig naamwoord
- fart [-en] zelfstandig naamwoord
- drivkraft [-en] zelfstandig naamwoord
de energie (electrische stroom; stroom)
ström; elkraft; energi; elektrisk ström
- ström zelfstandig naamwoord
- elkraft [-en] zelfstandig naamwoord
- energi [-en] zelfstandig naamwoord
- elektrisk ström zelfstandig naamwoord
de energie (fiksheid; sterkte; dynamiek; kracht; felheid)
spänstighet; styrka; kraft
- spänstighet zelfstandig naamwoord
- styrka [-en] zelfstandig naamwoord
- kraft [-en] zelfstandig naamwoord
de energie (wilskracht; geestkracht)
viljekraft
- viljekraft [-en] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
drivkraft	aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust	aandrijfkracht; aandrijving; drijfkracht; stuwkracht; voortstuwing
elektrisk ström	electrische stroom; energie; stroom
elkraft	electrische stroom; energie; stroom
energi	aandrift; daadkracht; electrische stroom; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; stroom; werklust	dynamiek; stuwkracht; voortstuwing
fart	aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust	dynamiek; elan; gang; gloed; pit; rijsnelheid; schielijkheid; snelheid; spoed; stuwkracht; tempo; vaart; vlam; voortstuwing; vuur
kraft	dynamiek; energie; felheid; fiksheid; kracht; sterkte	capaciteit; dynamiek; gespierdheid; grandeur; grootsheid; indrukwekkendheid; kracht; sterkte; stuwkracht; vermogen; voortstuwing
spänstighet	dynamiek; energie; felheid; fiksheid; kracht; sterkte	kranigheid
ström	electrische stroom; energie; stroom	drift; driftstroom; elektriciteit; gegevensstroom; rivier; stream; stroom
styrka	dynamiek; energie; felheid; fiksheid; kracht; sterkte	fermheid; flinkheid; forsheid; gedrongenheid; kracht; krachtdadigheid; krijgsmacht; leger; legermacht; macht; spierkracht; sterkte; stevigheid; strijdmacht; troepenmacht; vermogen; werkgroep
viljekraft	energie; geestkracht; wilskracht

kracht die gebruikt kan worden voor warmte, licht, etc.¹
- we halen in Nederland energie uit aardgas¹
kracht en zin om iets te doen¹
- vol energie ging hij aan het werk¹

Cross Translation:

From	To	Via
• energie	→ energi	↔ energy — impetus behind activity
• energie	→ energi	↔ Energie — psychischer Antrieb
• energie	→ energi	↔ Energie — körperliches Arbeitsvermögen eines Menschen
• energie	→ energi	↔ Energie — Physik, Technik: physikalische Größe: Maß für die Fähigkeit eines Objektes, Arbeit zu verrichten
• energie	→ energi	↔ énergie — force en action.