Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. engageren:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor engageren (Nederlands) in het Zweeds

engageren:

engageren werkwoord (engageer, engageert, engageerde, engageerden, geëngageerd)

  1. engageren (uitnodigen; inviteren)
    bjuda; inbjuda; invitera; engagera
    • bjuda werkwoord (bjuder, bjöd, bjudit)
    • inbjuda werkwoord (inbjudar, inbjudade, inbjudat)
    • invitera werkwoord (inviterar, inviterade, inviterat)
    • engagera werkwoord (engagerar, engagerade, engagerat)
  2. engageren (verbintenis aangaan)
    engagera
    • engagera werkwoord (engagerar, engagerade, engagerat)

Conjugations for engageren:

o.t.t.
  1. engageer
  2. engageert
  3. engageert
  4. engageren
  5. engageren
  6. engageren
o.v.t.
  1. engageerde
  2. engageerde
  3. engageerde
  4. engageerden
  5. engageerden
  6. engageerden
v.t.t.
  1. ben geëngageerd
  2. bent geëngageerd
  3. is geëngageerd
  4. zijn geëngageerd
  5. zijn geëngageerd
  6. zijn geëngageerd
v.v.t.
  1. was geëngageerd
  2. was geëngageerd
  3. was geëngageerd
  4. waren geëngageerd
  5. waren geëngageerd
  6. waren geëngageerd
o.t.t.t.
  1. zal engageren
  2. zult engageren
  3. zal engageren
  4. zullen engageren
  5. zullen engageren
  6. zullen engageren
o.v.t.t.
  1. zou engageren
  2. zou engageren
  3. zou engageren
  4. zouden engageren
  5. zouden engageren
  6. zouden engageren
diversen
  1. engageer!
  2. engageert!
  3. geëngageerd
  4. engagerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor engageren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bjuda engageren; inviteren; uitnodigen noden
engagera engageren; inviteren; uitnodigen; verbintenis aangaan detacheren; tewerkstellen; uitzenden
inbjuda engageren; inviteren; uitnodigen
invitera engageren; inviteren; uitnodigen