Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. fideel:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor fideel (Nederlands) in het Zweeds

fideel:

fideel bijvoeglijk naamwoord

  1. fideel (vrolijk; blijmoedig; levendig; )
    muntert; munter
  2. fideel (eerlijk; rondborstig; oprecht; trouwhartig; openhartig)
    ärligt; ärlig

Vertaal Matrix voor fideel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
munter opgewektheid
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
munter blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig bengelachtig; blijmoedig; guitig; kwajongensachtig; ondeugend; opgewekt; schalkachtig; schalks; schelmachtig; schelms; snaaks; spotachtig; vrolijk
muntert blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig bengelachtig; blijmoedig; guitig; kwajongensachtig; ondeugend; opgetogen; opgewekt; schalkachtig; schalks; schelmachtig; schelms; snaaks; spotachtig; vrolijk
ärlig eerlijk; fideel; openhartig; oprecht; rondborstig; trouwhartig braaf; deugdzaam; eerlijk; ernstig; fair; lief; ongeveinsd; openlijk; oprecht; rechtdoorzee; ronduit; serieus; voorbeeldig; werkelijk menend; zoet
ärligt eerlijk; fideel; openhartig; oprecht; rondborstig; trouwhartig braaf; deugdzaam; eerlijk; eerzaam; ernstig; fair; frank; gemeend; lief; niet beschroomd; onbedeesd; onbeschroomd; onbewimpeld; ongeveinsd; onomwonden; onverholen; open; openhartig; openlijk; oprecht; rechtdoorzee; rechtschapen; rechttoe; ronduit; serieus; stoutmoedig; voorbeeldig; vrij; vrijelijk; vrijmoedig; vrijpostig; vrijuit; werkelijk menend; zedig; zoet

Verwante woorden van "fideel":

  • fidele