Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor fok (Nederlands) in het Zweeds

fok:

fok [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de fok (teelt; reproductie; voortplanting; )
    odling; förfining; kultivering
  2. de fok (veefokkerij; teelt; fokkerij; )
    avelsgård; djuruppfödningsgård

Vertaal Matrix voor fok:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avelsgård aanfok; fok; fokkerij; teelt; telen; veefokkerij; verbouw; voortbrenging; voortplanting
djuruppfödningsgård aanfok; fok; fokkerij; teelt; telen; veefokkerij; verbouw; voortbrenging; voortplanting
förfining aanfok; aankweek; aankweken; aanplant; cultuur; fok; fokkerij; kweken; reproductie; teelt; verbouw; voortbrenging; voortplanting raffinement; verfijndheid
kultivering aanfok; aankweek; aankweken; aanplant; cultuur; fok; fokkerij; kweken; reproductie; teelt; verbouw; voortbrenging; voortplanting
odling aanfok; aankweek; aankweken; aanplant; cultuur; fok; fokkerij; kweken; reproductie; teelt; verbouw; voortbrenging; voortplanting cultuur; gewassenverbouwing; grondbewerking; kweek

Verwante woorden van "fok":


Wiktionary: fok


Cross Translation:
FromToVia
fok fock foc — marine|fr voile triangulaire qui se place à l’avant du bateau et qui est utilisée par grand vent.

fokken:

fokken werkwoord (fok, fokt, fokte, fokten, gefokt)

  1. fokken (kweken; opfokken)
    uppfostra; uppföda; frambringa; föda upp
    • uppfostra werkwoord (uppfostrar, uppfostrade, uppfostrat)
    • uppföda werkwoord (uppföder, uppfödde, uppfött)
    • frambringa werkwoord (frambringar, frambringade, frambringat)
    • föda upp werkwoord (föder upp, födde upp, fött upp)
  2. fokken (telen; kweken; voortbrengen; )
    föda upp; odla
    • föda upp werkwoord (föder upp, födde upp, fött upp)
    • odla werkwoord (odlar, odlade, odlat)

Conjugations for fokken:

o.t.t.
  1. fok
  2. fokt
  3. fokt
  4. fokken
  5. fokken
  6. fokken
o.v.t.
  1. fokte
  2. fokte
  3. fokte
  4. fokten
  5. fokten
  6. fokten
v.t.t.
  1. heb gefokt
  2. hebt gefokt
  3. heeft gefokt
  4. hebben gefokt
  5. hebben gefokt
  6. hebben gefokt
v.v.t.
  1. had gefokt
  2. had gefokt
  3. had gefokt
  4. hadden gefokt
  5. hadden gefokt
  6. hadden gefokt
o.t.t.t.
  1. zal fokken
  2. zult fokken
  3. zal fokken
  4. zullen fokken
  5. zullen fokken
  6. zullen fokken
o.v.t.t.
  1. zou fokken
  2. zou fokken
  3. zou fokken
  4. zouden fokken
  5. zouden fokken
  6. zouden fokken
en verder
  1. is gefokt
  2. zijn gefokt
diversen
  1. fok!
  2. fokt!
  3. gefokt
  4. fokkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

fokken [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het fokken (doen voorttelen; aankweken)
    uppväxande; odlande

Vertaal Matrix voor fokken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
odlande aankweken; doen voorttelen; fokken aankweken; aanplanten; planten
uppväxande aankweken; doen voorttelen; fokken puber
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
frambringa fokken; kweken; opfokken aandragen; aanvoeren; doen; handelen; laten zien; naar voren brengen; tevoorschijnhalen; tevoorschijntoveren; uitrichten; uitvoeren; verrichten; voordedaghalen
föda upp aankweken; aanplanten; fokken; genereren; kweken; opfokken; opkweken; planten; procreëren; telen; verbouwen; voortbrengen aankaarten; aansnijden; omhooghalen; op tafel leggen; ophalen; ter sprake brengen
odla aankweken; aanplanten; fokken; genereren; kweken; opkweken; planten; procreëren; telen; verbouwen; voortbrengen aardappelen poten; beschaven; civiliseren; cultiveren; groeien; groot worden; ontginnen; ontwikkelen; opgroeien; poten; voor landbouw klaar maken
uppfostra fokken; kweken; opfokken omhooghalen; ophalen
uppföda fokken; kweken; opfokken

Verwante woorden van "fokken":


Wiktionary: fokken


Cross Translation:
FromToVia
fokken avla breed — to keep animals and have them reproduce
fokken hissa; upphisa; upphäva; upphöja élever — Traductions à trier suivant le sens