Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. gebrom:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gebrom (Nederlands) in het Zweeds

gebrom:

gebrom [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het gebrom (geroezemoes; gemurmel)
    brådska; fläng; jäkt
    • brådska [-en] zelfstandig naamwoord
    • fläng zelfstandig naamwoord
    • jäkt [-ett] zelfstandig naamwoord
  2. het gebrom (gezoem)
    surr
    • surr [-ett] zelfstandig naamwoord
  3. het gebrom (gemopper)
    klagande; morrande; muttrande

Vertaal Matrix voor gebrom:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
brådska gebrom; gemurmel; geroezemoes drukte; gauwigheid; gedrang; gehaastheid; haast; haastigheid; ijl; overijling; spoed; toeloop; toevloed
fläng gebrom; gemurmel; geroezemoes gehaastheid; haast; haastigheid; ijl; overijling; spoed
jäkt gebrom; gemurmel; geroezemoes agitatie; beroering; gewoel; ongedurigheid; onrust
klagande gebrom; gemopper beklag; gekanker; geklaag; gemekker; jammerklacht; klacht indienen; smekeling; weeklacht
morrande gebrom; gemopper gegrom
muttrande gebrom; gemopper gemompel
surr gebrom; gezoem koffiesurrogaat
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
brådska ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; zich haasten; zich spoeden
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
klagande beklagend; brommerig; jammerend; jeremiërend; klaaglijk; klagelijk; klagend; lamenterend; mopperig; negatief; rouwig; treurig; verdrietig; weeklagend; zeurderig