Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gematigd (Nederlands) in het Zweeds

gematigd:

gematigd bijvoeglijk naamwoord

  1. gematigd (getemperd)
    medel-
    • medel- bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor gematigd:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
medel- gematigd; getemperd gemiddeld; medio; meest voorkomend; modaal

Verwante woorden van "gematigd":

  • gematigdheid, gematigder, gematigdere, gematigdst, gematigdste

Wiktionary: gematigd


Cross Translation:
FromToVia
gematigd tillgänglig abordable — rare|fr Qu’on peut aborder.

matigen:

matigen werkwoord (matig, matigt, matigde, matigden, gematigd)

  1. matigen (beheersen; bedwingen; beteugelen; bedaren; intomen)
    behärska; hålla tillbaka
    • behärska werkwoord (behärskar, behärskade, behärskat)
    • hålla tillbaka werkwoord (håller tillbaka, höll tillbaka, hållit tillbaka)
  2. matigen (geld besparen; besparen; minder gebruiken)
    spara; inskränka utgifterna; inspara
    • spara werkwoord (sparar, sparade, sparat)
    • inskränka utgifterna werkwoord (inskränker utgifterna, inskränkte utgifterna, inskränkt utgifterna)
    • inspara werkwoord (insparar, insparade, insparat)
  3. matigen (met mate gebruiken)
    använda sparsamt
    • använda sparsamt werkwoord (använder sparsamt, använde sparsamt, använt sparsamt)
  4. matigen (bezuinigen; besparen; korten)
    reducera; förmindra
    • reducera werkwoord (reducerar, reducerade, reducerat)
    • förmindra werkwoord (förmindrar, förmindrade, förmindrat)
  5. matigen (minder gebruiken; besparen)
    spara; använda mindre; göra inskränkningar
  6. matigen (zich matigen; dempen; temperen)
    begränsa; inskränka
    • begränsa werkwoord (begränsar, begränsade, begränsat)
    • inskränka werkwoord (inskränker, inskränkte, inskränkt)

Conjugations for matigen:

o.t.t.
  1. matig
  2. matigt
  3. matigt
  4. matigen
  5. matigen
  6. matigen
o.v.t.
  1. matigde
  2. matigde
  3. matigde
  4. matigden
  5. matigden
  6. matigden
v.t.t.
  1. heb gematigd
  2. hebt gematigd
  3. heeft gematigd
  4. hebben gematigd
  5. hebben gematigd
  6. hebben gematigd
v.v.t.
  1. had gematigd
  2. had gematigd
  3. had gematigd
  4. hadden gematigd
  5. hadden gematigd
  6. hadden gematigd
o.t.t.t.
  1. zal matigen
  2. zult matigen
  3. zal matigen
  4. zullen matigen
  5. zullen matigen
  6. zullen matigen
o.v.t.t.
  1. zou matigen
  2. zou matigen
  3. zou matigen
  4. zouden matigen
  5. zouden matigen
  6. zouden matigen
en verder
  1. ben gematigd
  2. bent gematigd
  3. is gematigd
  4. zijn gematigd
  5. zijn gematigd
  6. zijn gematigd
diversen
  1. matig!
  2. matigt!
  3. gematigd
  4. matigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor matigen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
använda mindre besparen; matigen; minder gebruiken
använda sparsamt matigen; met mate gebruiken
begränsa dempen; matigen; temperen; zich matigen afbakenen; afgrenzen; afpalen; afzetten; begrenzen; beknotten; beperken; indammen; inkapselen; inperken; limiteren; omlijnen; van grenzen voorzien
behärska bedaren; bedwingen; beheersen; beteugelen; intomen; matigen bedwingen; beteugelen; in bedwang houden; onder controle hebben
förmindra besparen; bezuinigen; korten; matigen
göra inskränkningar besparen; matigen; minder gebruiken
hålla tillbaka bedaren; bedwingen; beheersen; beteugelen; intomen; matigen afhouden; bedwingen; beletten; beteugelen; ervanaf houden; in bedwang houden; onderdrukken; onthouden; ophopen; opkroppen; opnemen; opslaan; opstapelen; terughouden; weerhouden
inskränka dempen; matigen; temperen; zich matigen beknotten; beperken; indammen; inkapselen; inperken; limiteren
inskränka utgifterna besparen; geld besparen; matigen; minder gebruiken
inspara besparen; geld besparen; matigen; minder gebruiken
reducera besparen; bezuinigen; korten; matigen afprijzen; door koken dikker maken; door koken verdikken; inbinden; indikken; inkoken; lager maken; minder maken; minimaliseren; reduceren; verdikken; verlagen; verminderen
spara besparen; geld besparen; matigen; minder gebruiken achterhouden; archiveren; behouden; bespreken; bewaren; in acht nemen; ontzien; opbergen; opslaan; opsparen; opzijleggen; reis boeken; reserveren; sparen; terughouden; vastleggen; verschonen; zuinig zijn

Wiktionary: matigen


Cross Translation:
FromToVia
matigen mildra; dämpa temper — to moderate or control