Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. gered:
  2. redden:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gered (Nederlands) in het Zweeds

gered:

gered bijvoeglijk naamwoord

  1. gered (bevrijd; verlost)
    frisläppt; frisatt

Vertaal Matrix voor gered:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
frisatt bevrijd; gered; verlost
frisläppt bevrijd; gered; verlost

redden:

redden werkwoord (red, redt, redde, redden, gered)

  1. redden
    rädda
    • rädda werkwoord (räddar, räddade, räddat)

Conjugations for redden:

o.t.t.
  1. red
  2. redt
  3. redt
  4. redden
  5. redden
  6. redden
o.v.t.
  1. redde
  2. redde
  3. redde
  4. redden
  5. redden
  6. redden
v.t.t.
  1. heb gered
  2. hebt gered
  3. heeft gered
  4. hebben gered
  5. hebben gered
  6. hebben gered
v.v.t.
  1. had gered
  2. had gered
  3. had gered
  4. hadden gered
  5. hadden gered
  6. hadden gered
o.t.t.t.
  1. zal redden
  2. zult redden
  3. zal redden
  4. zullen redden
  5. zullen redden
  6. zullen redden
o.v.t.t.
  1. zou redden
  2. zou redden
  3. zou redden
  4. zouden redden
  5. zouden redden
  6. zouden redden
en verder
  1. ben gered
  2. bent gered
  3. is gered
  4. zijn gered
  5. zijn gered
  6. zijn gered
diversen
  1. red!
  2. redt!
  3. gered
  4. reddend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor redden:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
rädda redden bergen; in veiligheid brengen

Verwante definities voor "redden":

  1. het voor elkaar krijgen, erin slagen1
    • je hoeft niet te helpen, ik red het wel alleen1
  2. uit gevaar of moeilijkheden halen1
    • de man heeft het kind uit het water gered1

Wiktionary: redden


Cross Translation:
FromToVia
redden rädda save — to help someone to survive
redden rädda sauvergarantir, préserver, tirer du péril, mettre en sûreté.