Nederlands

Uitgebreide vertaling voor groeien (Nederlands) in het Zweeds

groeien:

groeien werkwoord (groei, groeit, groeide, groeiden, gegroeid)

  1. groeien (opgroeien; groot worden)
    odla; växa upp; växa; utvecklas
    • odla werkwoord (odlar, odlade, odlat)
    • växa upp werkwoord (växer upp, växte upp, växt upp)
    • växa werkwoord (växer, växte, växt)
    • utvecklas werkwoord (utvecklar, utvecklade, utvecklat)
  2. groeien (toenemen; stijgen; vermeerderen; )
    tillta; öka
    • tillta werkwoord (tilltar, tilltog, tilltagit)
    • öka werkwoord (ökar, ökade, ökat)

Conjugations for groeien:

o.t.t.
  1. groei
  2. groeit
  3. groeit
  4. groeien
  5. groeien
  6. groeien
o.v.t.
  1. groeide
  2. groeide
  3. groeide
  4. groeiden
  5. groeiden
  6. groeiden
v.t.t.
  1. ben gegroeid
  2. bent gegroeid
  3. is gegroeid
  4. zijn gegroeid
  5. zijn gegroeid
  6. zijn gegroeid
v.v.t.
  1. was gegroeid
  2. was gegroeid
  3. was gegroeid
  4. waren gegroeid
  5. waren gegroeid
  6. waren gegroeid
o.t.t.t.
  1. zal groeien
  2. zult groeien
  3. zal groeien
  4. zullen groeien
  5. zullen groeien
  6. zullen groeien
o.v.t.t.
  1. zou groeien
  2. zou groeien
  3. zou groeien
  4. zouden groeien
  5. zouden groeien
  6. zouden groeien
diversen
  1. groei!
  2. groeit!
  3. gegroeid
  4. groeiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

groeien [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. groeien (groeiproces; groei)
    utveckling; växt; tillväxt

Vertaal Matrix voor groeien:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
tillväxt groei; groeien; groeiproces bloei; groei; ontplooiing; ontwikkeling; toenames; toenemingen; vermeerderingen; wasdom
utveckling groei; groeien; groeiproces bloei; evolutie; geestelijke vorming; groei; mutatie; ontplooiing; ontwikkeling; verandering; vooruitgang; vorming; wasdom
växt groei; groeien; groeiproces gewas; plant; toenames; toenemingen; vermeerderingen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
odla groeien; groot worden; opgroeien aankweken; aanplanten; aardappelen poten; beschaven; civiliseren; cultiveren; fokken; genereren; kweken; ontginnen; ontwikkelen; opkweken; planten; poten; procreëren; telen; verbouwen; voor landbouw klaar maken; voortbrengen
tillta aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groter worden; omhooggaan; opzetten; stijgen; toenemen; vermeerderen aangroeien; volgroeien; volwassen worden; zich vermeerderen
utvecklas groeien; groot worden; opgroeien geschikt maken voor bebouwing; ontginnen; ontplooien; uiteenvouwen; vorderingen maken
växa groeien; groot worden; opgroeien vegeteren; volgroeien; volwassen worden
växa upp groeien; groot worden; opgroeien uitgroeien
öka aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groter worden; omhooggaan; opzetten; stijgen; toenemen; vermeerderen aangroeien; bijdoen; bijsluiten; bijvoegen; erbij voegen; escaleren; gaan staan; omdoen; omhoogkomen; opstaan; toevoegen; uit de hand lopen; verheffen; volgroeien; volwassen worden; zich vermeerderen

Verwante woorden van "groeien":


Verwante definities voor "groeien":

  1. groter of meer worden1
    • het aantal leerlingen groeit1

Wiktionary: groeien


Cross Translation:
FromToVia
groeien växa till; öka accrue — increase
groeien växa grow — (intransitive) to become bigger
groeien växa grow — (intransitive) to appear or sprout
groeien odla grow — (transitive) to cause something to become bigger
groeien växa wachsen — (intransitiv) größer werden
groeien växa wachsen — (intransitiv) Pflanzen, Pilze: an einer bestimmten Stelle vorkommen
groeien förstora; gro; växa augmenterrendre une quantité plus grande.
groeien gro; växa grandir — intransitif|fr devenir plus grand.
groeien dubblera; fördubbla redoubler — Traductions à trier suivant le sens

groei:

groei [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de groei (uitbreiding; expansie; toename; )
    expansion
  2. de groei (groeiproces; groeien)
    utveckling; växt; tillväxt
  3. de groei (wasdom; ontwikkeling; ontplooiing; bloei)
    utveckling; tillväxt; mognad; fullvuxet tillstånd
  4. de groei (expansie; uitbreiding)
    utvigdning; expansion
  5. de groei (toename; verhoging; vermedevuldigen; )
    ökning; tilltagande

Vertaal Matrix voor groei:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
expansion aanvulling; expansie; groei; toename; uitbreiding; uitzetting; vergroting uitlegging; uitspreiding; verbreiding
fullvuxet tillstånd bloei; groei; ontplooiing; ontwikkeling; wasdom
mognad bloei; groei; ontplooiing; ontwikkeling; wasdom rijping
tilltagande aangroei; aanwas; aanwinst; expansie; groei; groter worden; stijging; toename; toeneming; uitbreiding; verhoging; vermedevuldigen; vermeerdering; versterking
tillväxt bloei; groei; groeien; groeiproces; ontplooiing; ontwikkeling; wasdom toenames; toenemingen; vermeerderingen
utveckling bloei; groei; groeien; groeiproces; ontplooiing; ontwikkeling; wasdom evolutie; geestelijke vorming; mutatie; ontplooiing; ontwikkeling; verandering; vooruitgang; vorming
utvigdning expansie; groei; uitbreiding
växt groei; groeien; groeiproces gewas; plant; toenames; toenemingen; vermeerderingen
ökning aangroei; aanwas; aanwinst; expansie; groei; groter worden; stijging; toename; toeneming; uitbreiding; verhoging; vermedevuldigen; vermeerdering; versterking aanvoeging; omhoog komen; toename; toename voorraad; toenames; toenemingen; vermeerderingen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
tilltagande in toenemende mate; meer en meer; toenemend

Verwante woorden van "groei":


Wiktionary: groei


Cross Translation:
FromToVia
groei utvidgning; tillväxt; tilltagande; stigande growth — increase in size
groei utveckling; växt; tillväxt growth — act of growing
groei vegetation; växt; växtlighet growth — something that grows or has grown
groei tillväxt WachstumBiologie: natürliche Vergrößerung eines lebenden Organismus bis zum Erreichen der normalen Größe
groei tillväxt; ökning accroissementaction de croitre, de se développer.

Verwante vertalingen van groeien