Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. grootheid:
  2. groot:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor grootheid (Nederlands) in het Zweeds

grootheid:

grootheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de grootheid (eminentie; verhevenheid; aanzien; )
    upphöjdhet; storhet; berömmelse; högt anseende

Vertaal Matrix voor grootheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
berömmelse aanzien; edel; eminentie; grootheid; hoogheid; verheffing; verhevenheid doorluchtigheid; vermaardheid
högt anseende aanzien; edel; eminentie; grootheid; hoogheid; verheffing; verhevenheid
storhet aanzien; edel; eminentie; grootheid; hoogheid; verheffing; verhevenheid reusachtigheid
upphöjdhet aanzien; edel; eminentie; grootheid; hoogheid; verheffing; verhevenheid

Verwante woorden van "grootheid":


Wiktionary: grootheid


Cross Translation:
FromToVia
grootheid storhet Größenaturwissenschaftlich: alles, was sich durch Messung oder Schätzung miteinander in Beziehung setzen läßt

grootheid vorm van groot:

groot bijvoeglijk naamwoord

  1. groot
    enorm; stort; enormt
    • enorm bijvoeglijk naamwoord
    • stort bijvoeglijk naamwoord
    • enormt bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor groot:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
enorm groot aanmerkelijk; aanzienlijk; angstwekkend; beduidend; behoorlijk; enorm; enorm groot; enorme; flink; fors; gapend; geducht; gigantisch; groots; heel erg; heel groot; hoog gegroeid; hoog gerezen; immens; imponerend; imposant; in zeer hoge mate; indrukwekkend; kolossaal; onafzienbaar; onmetelijk; onnoembaar; onoverzienbaar; ontzaglijk; ontzagwekkend; reusachtig; reuze; titanisch; vervaarlijk; vreeswekkend; zeer groot
enormt groot aanmerkelijk; aanzienlijk; angstwekkend; beduidend; behoorlijk; enorm; enorm groot; enorme; flink; fors; gapend; geducht; geweldig; gigantisch; groots; heel erg; heel groot; hoog gegroeid; hoog gerezen; huizehoog; immens; imponerend; imposant; in zeer hoge mate; indrukwekkend; kolossaal; onafzienbaar; onmetelijk; onnoembaar; onoverzienbaar; ontiegelijk; ontzaglijk; ontzagwekkend; ontzettend groot; reusachtig; reuze; titanisch; vervaarlijk; vreeswekkend; zeer groot
stort groot aanmerkelijk; aanzienlijk; beduidend; behoorlijk; breed; dik; enorm; fantastisch; flink; fors; geweldig; grandioos; groots; grootschalig; hooggespannen; lang; lijvig; magnifiek; omvangrijk; ontzettend groot; potig; reuze; schitterend; stevig; uit de kluiten gewassen; uitnemend; uitstekend; vet; volumineus; voortreffelijk; zwaar van lijf

Verwante woorden van "groot":


Antoniemen van "groot":


Verwante definities voor "groot":

  1. belangrijk of voornaam1
    • Rembrandt was een groot kunstenaar1
  2. met flinke afmetingen1
    • wij wonen in een groot huis met tien kamers1

Wiktionary: groot

groot
adjective
  1. meer dan normaal in formaat

Cross Translation:
FromToVia
groot stor groß — von beträchtlichem Ausmaß
groot lång tall — of a person
groot fullvuxen; vuxen adulte — Qui a terminé sa puberté, dépassé l'adolescence.
groot rymlig; vid; omfångsrik ample — Qui dépasser en largeur et en longueur la mesure ordinaire.
groot stor grand — De hauteur importante.
groot rymlig; vid; omfångsrik large — Qualifie un corps considérer dans l’extension qu’il a d’un de ses côtés à l’autre, lorsqu'on parle de sa plus petite longueur, par opposition à long.
groot fullvuxen; vuxen; mogen mûr — Qui a atteint son plein développement. (Sens général).
groot rymlig; vid; omfångsrik étendugrand, large, vaste.