Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. immuun maken:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor immuun maken (Nederlands) in het Zweeds

immuun maken:

immuun maken werkwoord (maak immuun, maakt immuun, maakte immuun, maakten immuun, immuun gemaakt)

  1. immuun maken (immuniseren)
    immunisera
    • immunisera werkwoord (immuniserar, immuniserade, immuniserat)

Conjugations for immuun maken:

o.t.t.
  1. maak immuun
  2. maakt immuun
  3. maakt immuun
  4. maken immuun
  5. maken immuun
  6. maken immuun
o.v.t.
  1. maakte immuun
  2. maakte immuun
  3. maakte immuun
  4. maakten immuun
  5. maakten immuun
  6. maakten immuun
v.t.t.
  1. heb immuun gemaakt
  2. hebt immuun gemaakt
  3. heeft immuun gemaakt
  4. hebben immuun gemaakt
  5. hebben immuun gemaakt
  6. hebben immuun gemaakt
v.v.t.
  1. had immuun gemaakt
  2. had immuun gemaakt
  3. had immuun gemaakt
  4. hadden immuun gemaakt
  5. hadden immuun gemaakt
  6. hadden immuun gemaakt
o.t.t.t.
  1. zal immuun maken
  2. zult immuun maken
  3. zal immuun maken
  4. zullen immuun maken
  5. zullen immuun maken
  6. zullen immuun maken
o.v.t.t.
  1. zou immuun maken
  2. zou immuun maken
  3. zou immuun maken
  4. zouden immuun maken
  5. zouden immuun maken
  6. zouden immuun maken
en verder
  1. ben immuun gemaakt
  2. bent immuun gemaakt
  3. is immuun gemaakt
  4. zijn immuun gemaakt
  5. zijn immuun gemaakt
  6. zijn immuun gemaakt
diversen
  1. maak immuun!
  2. maakt immuun!
  3. immuun gemaakt
  4. immuun makend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor immuun maken:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
immunisera immuniseren; immuun maken

Verwante vertalingen van immuun maken