Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. in de prak rijden:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor in de prak rijden (Nederlands) in het Zweeds

in de prak rijden:

in de prak rijden werkwoord (rijd in de prak, rijdt in de prak, reed in de prak, reden in de prak, in de prak gereden)

  1. in de prak rijden
    krossa; slå sönder; slå i kras
    • krossa werkwoord (krossar, krossade, krossat)
    • slå sönder werkwoord (slår sönder, slog sönder, slagit sönder)
    • slå i kras werkwoord (slår i kras, slog i kras, slagit i kras)
  2. in de prak rijden
    krossa; köra sönder; slå i kras
    • krossa werkwoord (krossar, krossade, krossat)
    • köra sönder werkwoord (kör sönder, körde sönder, kört sönder)
    • slå i kras werkwoord (slår i kras, slog i kras, slagit i kras)

Conjugations for in de prak rijden:

o.t.t.
  1. rijd in de prak
  2. rijdt in de prak
  3. rijdt in de prak
  4. rijden in de prak
  5. rijden in de prak
  6. rijden in de prak
o.v.t.
  1. reed in de prak
  2. reed in de prak
  3. reed in de prak
  4. reden in de prak
  5. reden in de prak
  6. reden in de prak
v.t.t.
  1. heb in de prak gereden
  2. hebt in de prak gereden
  3. heeft in de prak gereden
  4. hebben in de prak gereden
  5. hebben in de prak gereden
  6. hebben in de prak gereden
v.v.t.
  1. had in de prak gereden
  2. had in de prak gereden
  3. had in de prak gereden
  4. hadden in de prak gereden
  5. hadden in de prak gereden
  6. hadden in de prak gereden
o.t.t.t.
  1. zal in de prak rijden
  2. zult in de prak rijden
  3. zal in de prak rijden
  4. zullen in de prak rijden
  5. zullen in de prak rijden
  6. zullen in de prak rijden
o.v.t.t.
  1. zou in de prak rijden
  2. zou in de prak rijden
  3. zou in de prak rijden
  4. zouden in de prak rijden
  5. zouden in de prak rijden
  6. zouden in de prak rijden
en verder
  1. is in de prak gereden
  2. zijn in de prak gereden
diversen
  1. rijd in de prak!
  2. rijdt in de prak!
  3. in de prak gereden
  4. in de prak rijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor in de prak rijden:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
krossa in de prak rijden 'n aframmeling geven; aan stukken breken; aframmelen; afrossen; afslijpen; bedwingen; beteugelen; breken; erafslijpen; fijn drukken; fijndrukken; fijnmaken; in bedwang houden; in elkaar rammen; in elkaar timmeren; kapotdrukken; onderdrukken; platdrukken; platmaken; pletten; smashen; stukbreken; terughouden; verbrijzelen; vergruizen; vermorzelen; verpletteren; vijzelen
köra sönder in de prak rijden kapotrijden
slå i kras in de prak rijden
slå sönder in de prak rijden aan stukken slaan; breken; fijnmaken; in stukken breken; inslaan; kapotbreken; kapotgooien; kapotslaan; platdrukken; smashen; stukgooien; stukslaan; verbrijzelen; vergruizen; vermorzelen; verpletteren

Verwante vertalingen van in de prak rijden