Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. inaugureren:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor inaugureren (Nederlands) in het Zweeds

inaugureren:

inaugureren werkwoord (inaugureer, inaugureert, inaugureerde, inaugureerden, geïnaugureerd)

  1. inaugureren (plechtig bevestigen; inwijden; inhuldigen)
    installera; insätta i ämbetet
    • installera werkwoord (installerar, installerade, installerat)
    • insätta i ämbetet werkwoord (insätt i ämbetet, insättad i ämbetet, insatt i ämbetet)

Conjugations for inaugureren:

o.t.t.
  1. inaugureer
  2. inaugureert
  3. inaugureert
  4. inaugureeren
  5. inaugureeren
  6. inaugureeren
o.v.t.
  1. inaugureerde
  2. inaugureerde
  3. inaugureerde
  4. inaugureerden
  5. inaugureerden
  6. inaugureerden
v.t.t.
  1. ben geïnaugureerd
  2. bent geïnaugureerd
  3. is geïnaugureerd
  4. zijn geïnaugureerd
  5. zijn geïnaugureerd
  6. zijn geïnaugureerd
v.v.t.
  1. was geïnaugureerd
  2. was geïnaugureerd
  3. was geïnaugureerd
  4. waren geïnaugureerd
  5. waren geïnaugureerd
  6. waren geïnaugureerd
o.t.t.t.
  1. zal inaugureren
  2. zult inaugureren
  3. zal inaugureren
  4. zullen inaugureren
  5. zullen inaugureren
  6. zullen inaugureren
o.v.t.t.
  1. zou inaugureren
  2. zou inaugureren
  3. zou inaugureren
  4. zouden inaugureren
  5. zouden inaugureren
  6. zouden inaugureren
diversen
  1. inaugureer!
  2. inaugureert!
  3. geïnaugureerd
  4. inaugurerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor inaugureren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
installera inaugureren; inhuldigen; inwijden; plechtig bevestigen aanstellen; benoemen; inrichten; installeren
insätta i ämbetet inaugureren; inhuldigen; inwijden; plechtig bevestigen